View allAll Photos Tagged hasab
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam schiereiland
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Gyapjaszsák. A Pákozdtól északra fekvő Sár-hegyen és az ettől DK-re eső területen a gránit különböző méretű és formájú sziklacsoportokat alkot. A gránitsziklákat repedések hálózzák be, melyek nagy négyszögletes hasábokra tagolják a kőzetet. Ezeken a felszíneken folyik a kőzet aprózódása, mállása. A felszín mállása folytán a gránittömbök élei lekoptak. A málladékot a szél és a csapadékvíz elszállította, így a tömbök elváltak egymástól. Ezek a képződmények az ún. ingókövek. Ám ingóköveket nemcsak Pákozdtól északra, ezen az összefüggő, országos jelentőségű védett természeti területen találhatunk, hanem pl. Sukoró közvetlen határában is. A Gyapjaszsák és környéke helyi jelentőségű természetvédelmi terület.
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam
schiereiland Oman // Kumzar - Musandam
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam schiereiland
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam
schiereiland Oman // Kumzar - Musandam
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Tészta: 30 dkg finomliszt, 4 tojás sárgája, 15 dkg Rama margarin, 1 cs. vaniliás cukor, 1 dkg élesztő+fél dl tej.
Töltelék: 20 dkg darált dió, 20 dkg cukor, 1 cs. vaniliás cukor, 4 tojás kemény habja, fejtett cukrozott meggy.
Elkészítése: a lisztet a margarinnal összedolgozzuk, beletesszük a vaniliás cukrot, a 4 tojás sárgáját, az élesztőt a fél dl tejben felfuttatva könnyen nyújtható tésztát készítünk. 3 részre osztjuk, negyedórát pihentetjük.
Kb. 30-szor 20 cm-es nagyságúra kinyújtjuk, a hosszabbik oldalára tesszük a meggyet egy csíkban, majd felhajtjuk úgy, hogy középen néhány cm kimaradjon, ide tesszük a habos diót.
Tepsibe tesszük és pirosra sütjük.
Én csak 2 hasábot készítettem ebből a mennyiségből. Egyszerű, kiadós és finom.
ismeretlen hölgyek / unknown ladies
ca 1863-64
Fényképész / Photographer / Fotograf
BARABÁS Miklós (1810-1898)
Verzó
BARABÁS MIKLÓS
URI
ÉS KORONA UTCZA SARKÁN
PESTEN.
---
FAJTH János optikus-fényképésszel közös műterem nyitása: 1862. október 13-án
1 évi közös munka után saját nevén folytatta BARABÁS a munkát, majd
1864 szeptemberében a Louis és Társa cég vette át a vállalkozást
...
A művész Önéletírásában nagyon lakonikusan ír erről az időszakról: ,,1861-ben meghalt szeretett nőm, s az erre következő esztendőben mindössze csak négy arcképmegrendelésem volt. 1862–63 nagyon rossz évek lévén a mezei gazdákra, ezt a művészet is megsínylette. Ekkor látván azt, hogy fényképészeink milyen nagy haszonnal űzik e mesterséget, magam is megpróbáltam egy fényképészeti műterem felállítását. De ezen nagyon sokat vesztettem, s ezért 1864-ben még veszteséggel is túladtam rajta. Eközben azt is tapasztaltam, hogy a nagyon is laikus közönséggel való érintkezés nem nekem való. Az is hozzájárult e bukásomhoz, hogy olyan társat ajánlottak nekem, aki sehogy sem bírt a korral haladni, s annyira aláásta az üzlet hírnevét, hogy azt semmiféle erőfeszítéssel sem lehetett már megmenteni.”
PEDIG!!!
A hírlapok szerint a műterem kedvező benyomásai miatt Barabás műhelyének sikere garantált volt: ,,Alkalmunk volt látni Barabás és Fajth urak fényképészeti műhelyöket megtekinteni. és meggyőződtünk, hogy a jeles festő egyszersmind jeles fényképész is. Képei mind igen tiszták, alakzatai művésziek, és a mi fődolog, a jó ízlés minden egyes részben is észrevehető. Nem kételkedünk rajta, hogy rövid idő múlva a nagy közönség tömegesen tódul a jeles mester műhelyébe. mert ha már csakugyan szükséggé vált, hogy az emberiség képekben biztosítsa örök létét, talán mégis jobb, ha tökéletesen örökítteti magát.’’
fotomuveszet.com/index.php?option=com_content&view=ar...
BARABÁS MIKLÓS
(1810, Kézdimárkosfalva - 1898, Budapest)
Festő, az MTA levelező tagja (1836). A nagyenyedi kollégiumban tanult, egészen fiatalon kezdett arcképfestéssel foglalkozni. 1829-ben kijutott Bécsbe, ahol rövid ideig J. Ender növendéke volt. 1830-ban Kolozsvárra visszatérve, Barra Gábortól a litográfia technikáját sajátította el, melyet magas művészi színvonalon egész életén át művelt. 1831-től két esztendőt Bukarestben töltött, ahol keresett arcképfestő lett. 1834-35-i itáliai tanulmányútja igen termékeny hatással volt művészetére. W. L. Leitch angol festőtől a vízfestés technikáját s egy merőben újfajta természetábrázolást vett át. Velencében lemásolta Veronese Európa elrablása c. képét, s e műve 1835-ben Pesten nagy sikert aratott.
Ettől kezdve kisebb megszakításokkal mindvégig Pesten élt. Jelentős része volt abban, hogy Pest művészi központtá vált. Ő volt az első művészetéből megélni tudó festőnk, amit főként az tett lehetővé, hogy az arckép minden műfaját és technikáját kiválóan művelte. Szinte minden kiemelkedő kortársát megfestette, Széchenyi Istvánt, Kossuthot, Petőfit, Bemet stb. Jellemábrázoló készséget tükröző remekművei közül is kiemelkedik Liszt Ferenc és Bittó Istvánné (1874) arcképe. Igazán nagyot e műfajban alkotott. Aprólékosan megmunkált olajfestményeit, rajzait, akverelljeit gondos elmélyülés, finom színezés jellemzi. Csoportképeiben (Bencsikné családjával, 1840; A művész három leánykája, 1849) kompozíció- és rajzbeli fogyatékosságok mutatkoznak. Vásárra induló oláh család (MNG) c. életképe minden festői szépsége mellett is kissé merev maradt. Tájképakvarelljei az alföldi táj szépségének megkapó ábrázolását adják (Alföldi táj gémeskúttal stb.). Biedermeier hangulatot árasztó életképei közül kiemelkedik a többször is megfestett Galambposta (1840). Az abszolutizmus idején anyagi nehézségekkel küzdött, átmenetileg fényképezéssel, majd oltárképfestéssel foglalkozott. 1859-ben kiharcolta a Képzőművészeti Társulat megteremtését, melynek 1862-től haláláig igazgató elnöke volt. 1867-ben Pest városának képviselője. Önéletrajza életének és müködésének, valamint kora társadalmi és művelődési viszonyainak eleven dokumentuma. Műveiből 1948-ban emlékkiállítást rendeztek.
www.hung-art.hu/frames.html?/magyar/b/barabas/index.html
MIKLÓS BARABÁS
(1810, Kézdimárkosfalva - 1898, Budapest)
Painter. He attended the protestant school of Nagyenyed. He began painting portraits at a young age. He was a pupil of J. Ender in Vienna for a short time in 1829. After returning to Kolozsvár in 1830, he learnt lithography from Gábor Barra and produced lithographs of particularly high artistic standard all through his life. After spending two years in Bucuresti from 1831, he became a fashionable portrait painter. His study tour in Italy during 1834-1835 proved to be highly fruitful. He took over the technique of painting water colour from W. L. Leitch, an English painter, as well as a novel portrayal of nature. While in Venice, Italy, he copied Veronese's "The Abduction of Europe", which brought him a good deal of success in Pest in 1835.
Except for shorter periods, he lived in Budapest from that time onwards. He played an important role in establishing Pest as an art centre. Eventually, he was the first Hungarian painter who managed to live by means of art which was largely due to the fact that he was a master of portrait painting. His portraits include practically all of his great contemporaries, e.g. István Széchenyi, Kossuth, Petőfi, and Bem, etc. The portraits of Franz Liszt and Mrs István Bittó (1874) are second to none in character portrayal. His greatness lies in this genre, in fact. His elaborate oil paintings, drawings and water colours are characterized by empathy and delicate colouring. As for group portrayal ("Mrs Bencsik with her Family", 1840, "The Three Little Daughters of the Artist", 1849) it lacks in composition and drawing. In spite of the picturesque qualities, the picture "A Rumanian Family Leaving for the Market" is somewhat formal. As for his landscapes in water colour, the beautiful countryside of the Hungarian plain is touchingly depicted ("Countryside with Draw Well", etc.). Of his genre pictures with a biedermeier atmosphere, the picture "Pigeon Post" (1840), which he painted several times, is an outstanding one. During absolutism, he had to face financial problems, forcing him to take photos and to paint altars for some time. As a result of his struggle, the Art Society was established in 1859, of which he was the President from 1862 until his death. In 1867 he became a Member of Parliament of Pest in 1867. His "Authobiography" is a lively document of his own life and activites, as well as that of social and cultural conditions of his time.
Farkas Zsuzsa
BARABÁS MIKLÓS (1810-1898)
… hiány, mit ecsetjök pihenése okoz?
..."Barabás együtt szerette volna a két mesterséget folytatni, ezért jelentette be, hogy ,,… művész ecsetjét, mint illik, nem fogja pihentetni.’’(5) Ezért csak korlátozott időt, a hétköznapok délelőttjeit töltötte fényképészeti tevékenységgel. A Fajth János fényképésszel közös, új műtermet 1862. október 13-án nyitotta meg. Az első héten reggel 9 órától délután 3-ig, a második héttől kezdve reggel 9-től délután 2-ig fogadott megrendelőket. 1864-ben a nyitva tartás tovább csökkent, és már csak 1 óráig volt nyitva...
...Barabás Miklós fényképészeti tevékenysége több szempontból is mintaértékű a mai kor számára, vázlatosan összegezve a következők miatt:
1. A műterem iratai. A Barabás által kialakított műterem építésének iratai a Fővárosi Levéltár Építészeti Bizottságának anyagában megmaradtak. A beadványokban pontosan leírja a műhely helyiségeinek rendeltetését.
2. A műterem bemutatása. Esszé jellegű, érzékletes hírlapi leírások maradtak meg, amelyek egyrészt a műterem berendezését, másrészt a bennük zajló fényképészeti szokásokat tárják elénk.
3. A fényképek. A két évig tartó munka során nagymennyiségű vizitkártya portré készült. Ezekről egy példányt a művész beragasztotta egy naplóba, mellé írva a megrendelő nevét. A szórványaiban máig fennmaradt napló szintén forrásértékű, hiszen ilyen típusú napló, Gondy-Egey debreceni és Róth Imre kassai fényképészekén kívül, nem maradt meg(6).
4. Az elméleti vita. 1863-ban Barabás Miklós a fényképezés védelmében polémiát folytatott Székely Bertalannal a Koszorú hasábjain, mely a fotóművészet értékelésének alapjait teremtette meg..."
fotomuveszet.com/index.php?option=com_content&view=ar...
---
BARABÁS Miklós emlékirataiból részletek 1840ig
adatbank.transindex.ro/html/alcim_pdf8640.pdf
---
ez is érdekes!
Barabás Miklós emlékirataiban található nevek névsora:
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam schiereiland
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Khasab Fort - Oman - Musandam
Gebouwd door de Portugezen in 1644
Khasab Castle built by the Portuguese in the 17th century
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
The Portuguese built Khasab at the beginning of the 17th century, at the height of their naval presence in the region. The natural harbour gave shelter from rough seas. Unlike many forts, which were built on high ground for defensive purposes, Khasab was designed as a supply point for dates and water for Portuguese ships sailing through the strait. Today, Khasab is protected from floods by three large dams.
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Khasab Fort - Oman - Musandam
Gebouwd door de Portugezen in 1644
Khasab Castle built by the Portuguese in the 17th century
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
The Portuguese built Khasab at the beginning of the 17th century, at the height of their naval presence in the region. The natural harbour gave shelter from rough seas. Unlike many forts, which were built on high ground for defensive purposes, Khasab was designed as a supply point for dates and water for Portuguese ships sailing through the strait. Today, Khasab is protected from floods by three large dams.
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam schiereiland
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
photographer: Kozmata Ferenc (1846 - 1902)
www.flickr.com/photos/23912178@N08/sets/72157606893778029/
Dr Beszedits Ede leánya, Hajnal
BESZEDITS Ede (Csata, 1838. szept. 12. - Tapolca, 1900. okt. 31.) orvos. Középiskolába Budapesten járt, az egyetemet Bécsben végezte, ahol orvosdoktori oklevelet szerzett. Az orvosi gyakorlatot az Algemeine Krankenhausenban kezdte, de rövid idő multán Tarcsán fürdőorvos. Szakcikkeket írt, melyek a Gyógyászat és az Orvosi Hetilap hasábjain jelentek meg. Tarcsa ásványvizei című munkáját 1865-ben írta és adta ki. Húsz év múlva második kiadásban is megjelent. 1866-ban Tapolcán telepedett le. Egy év múlva járási, 1870-ben vármegyei főorvossá nevezték ki. Orvosként mindenek előtt a járványos megbetegedések visszaszorításán fáradozott. A település képviselőtestületének tagja és a kulturális élet meghatározó egyénisége. Elnöke volt annak a bizottságnak, amelyik Tapolca kórházának részletes tervén munkálkodott. A községi iskolaszék első elnökeként sokat tett Tapolca iskolaügyének fejlesztéséért.
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam
schiereiland Oman // Kumzar - Musandam
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam schiereiland
Geiten schuilplaats - Goat shelter
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam
schiereiland Oman // Kumzar - Musandam
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam
schiereiland Oman // Kumzar - Musandam
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam
schiereiland Oman // Kumzar - Musandam
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam
schiereiland Oman // Kumzar - Musandam
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam
schiereiland Oman // Kumzar - Musandam
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
ismeretlen hölgyek
Szabó Dénes fényképész
Nagyvárad Bémer-tér 2.
.
Szabó Dénes
Nagyvárad
Bémer tér - 1907-1912
Szent János u. 3. - 1912-1914
General T Mosoiu - 1914-1925k.
Kolozsvár - 1935 u.
- egyik legsikeresebb színházi
fényképésze lett Kolozsvárnak
- képeslapkészítés céljából
beutazta Erdélyt, több ezer
üvegnegatív maradt utána
(Miklósi-Sikes Csaba / Fényképészek és műtermek Erdélyben c. könyvének adatai)
.
Gazdag és jelentős a kolozsvári Egyetemi Könyvtár fényképgyűjteménye: ide került az a fénykép- és negatív-anyag is, amelyet Szabó Dénes, a több évtizedes múltra visszatekintő kolozsvári Fotofilm cég fényképésze és anyagának örököse gyűjtött össze és adott át, benne saját, százakra menő kolozsvári színielőadásokról készült felvételeivel.
hu.wikipedia.org/wiki/Az_erd%C3%A9lyi_irodalom_fot%C3%B3d...
.
A Nagyvárad című napilap hasábjain írja 1929. július 28-án: „Elég volt egyetlen kirándulás, hogy rabja legyek a turistaságnak és imádója Bihar természeti szépségeinek. Most már én voltam, aki lelkesített”. De nemcsak lelkesített, hanem kezdeményezte a szervezett turizmus beindítását az NSE-ben (Nagyváradi Sport Egylet) a turistaszakosztály megalakításával. Ebben a szakosztályban kezdték el vetíteni a Szabó Dénes által készített bihari felvételeket. Ezek a vetítések, a teadélutá-nok, bálok, összejövetelek több száz új tagot és szimpatizánst toboroztak a jó nevű társaságba. A heti, teherautós kirándulásokról rendszeres beszámolók jelentek meg a Nagyvárad című lapban. Jó kapcsolatokat építettek ki az erdélyi (Brassói Turista Egyesület, EKE stb.) és magyarországi turistaegyesületekkel.
www.erdelyigyopar.ro/2012-1/4809-papp-lajos-es-a-legendas...
Les... Gyula ??? - segítsetek!!!
VERESS F.
fénykép - müterméböl
KOLOZSVART
Kincses Károly könyve alapján ezt a verzót
kb. 1870-73 között használta Veress
Fényképész / Photographer
VERESS FERENC
(Kolozsvár, 1832. szept. 1. – Kolozsvár, 1916. ápr. 3.)
fényképész, feltaláló, a magyar fotótörténelem meghatározó alakja, nevéhez számos fényképészeti eljárás feltalálása fűződik.
hu.wikipedia.org/wiki/Veres_Ferenc
"Ferenc Veress, photographer from Kolozsvár, was the first in the Hungarian history of photography who gained world-wide reputation, especially through his colour photographs. However, it is not only because of heliochromies exhibited at the 1898 world exhibition in Paris that make Veress the most important Hungarian photographer of the last century. He recorded Transsylvanian aristocrats on countless portraits, took landscape photographs of the most beautiful Transsylvanian landscapes and Kolozsvár, made photo porcelain, experimented with the further development of photographic techniques throughout his life, started the first Hungarian photographic magazine and gave the first university lectures in Photography."
www.fotomuzeum.hu/?m=3&m_kiadv=1&id=1&ln=en&a...
Veress Ferenc
kolozsvári fényképész
az Ország Tükre hasábjain
felhívást intéz
az ország hivatásos fényképészeihez
(1862):
"Fényképészeink nagy szolgálatot tehetnének honunknak azáltal, ha a tudomány, művészet, ipar és kereskedelem mezején kitűnt kisebb-nagyobb nevezetes egyéneket levéve és összegyűjtve, albumalakban beadnánk a hazai múzeumokba. Én e gondolatot évek óta forgatom elmémben s létesítését az idén el is kezdem. Szándékom ugyanis... nevezetes egyéneket nemzet, vallás és nem különbség nélkül lefényképezni, kik szellemi és anyagi tehetségük[nél] fogva kitűntek, foglalkozzanak bár az irodalom, művészet, gazdászat és ipar mezején...
Másik nagy szolgálatot tehetné a hazai fényképészet a történelemnek úgy, ha minden régiséget, várakat, ó-kastélyokat, templomromokat, barlangokat, amik még fen vannak, de csak egy tized múlva is eltűnhetnek, fényképészetileg levenne, a jövő kornak hátra hagyva."
www.fotomuzeum.hu/?m=2&PHPSESSID=a2ab4fc78bb4ac640e22...
...
Monográfiája:
Kincses Károly / Levétetett Veressnél Kolozsvárt
www.fotomuzeum.hu/index.php?m=3&m_kiadv=1&id=1&am...
Van egy kis ismeretterjesztő film is róla(!), sajnos nem láttam:
port.hu/veress_ferenc/pls/fi/films.film_page?i_film_id=83...
Gabi Veress szettje:
www.flickr.com/photos/23912178@N08/sets/72157616222300508/
(a képen a posztamens olyan, mint Gabi alábbi képén, csak itt még megvan rajta a váza :-)
www.flickr.com/photos/23912178@N08/3400828339/
Molnár úr gyűjteményéből:
www.flickr.com/photos/36481158@N02/3389624261/
www.flickr.com/photos/36481158@N02/3390435926/
www.flickr.com/photos/36481158@N02/3392775020/
Fotobarat1 képeim:
Budapest, shop interior with furniture by Károly Lingel, Art Nouveau design.
RPPC
Üzletbelső Lingel Károly bútoraival,
designterminal.hu/pw/english/designed-in-hungary
"A korabeli sajtóban, mindenekelőtt a Magyar Ipar hasábjain az ipari szakemberek hangot adtak aggályuknak, hogy a magyar tervezők túlságosan művészek. A szecessziót éppen olyan erősen bírálták ornamentikakultuszáért, mint elődjét és ellenfelét, az eklektikát, klasszicizáló motívumkincse miatt. De a bírálatnak kevés foganatja lett. A magyar tervezőművészet egészében iparművészet, sőt erősen képzőművészeti orientációjú maradt. Így annál jelentősebb az a néhány tárgy, amely már az ipari előállítás technológiai követelményeinek és a funkcionális használat szempontjainak érvényesítésével készült. Nem a külső művészi megformálásaként értelmezte a tervezőtevékenységet.
A bútorművészetben ilyen – formatervezett – daraboknak tekintjük a Lingel-gyár irodabútorait, illetve Lingel Károly 1906-ban szabadalmaztatott, egymásba rakható asztalokból álló családját szikár puritanizmusa, szerkezetes funkcionalizmusa okán."
sajnos számomra ismeretlen magyar úr vizitkártya fotója
1864
BARABÁS ÉS FÁJTH
Uri
és Korona utcza sarkán
PESTEN
***
Barabás Miklós és Fajth János fényképez, 1862
www.artnet.hu/portal/news.view?id=3837
***
Farkas Zsuzsa
BARABÁS MIKLÓS (1810-1898)
… hiány, mit ecsetjök pihenése okoz?
..."Barabás együtt szerette volna a két mesterséget folytatni, ezért jelentette be, hogy ,,… művész ecsetjét, mint illik, nem fogja pihentetni.’’(5) Ezért csak korlátozott időt, a hétköznapok délelőttjeit töltötte fényképészeti tevékenységgel. A Fajth János fényképésszel közös, új műtermet 1862. október 13-án nyitotta meg. Az első héten reggel 9 órától délután 3-ig, a második héttől kezdve reggel 9-től délután 2-ig fogadott megrendelőket. 1864-ben a nyitva tartás tovább csökkent, és már csak 1 óráig volt nyitva...
...A művész Önéletírásában nagyon lakonikusan ír erről az időszakról: ,,1861-ben meghalt szeretett nőm, s az erre következő esztendőben mindössze csak négy arcképmegrendelésem volt. 1862–63 nagyon rossz évek lévén a mezei gazdákra, ezt a művészet is megsínylette. Ekkor látván azt, hogy fényképészeink milyen nagy haszonnal űzik e mesterséget, magam is megpróbáltam egy fényképészeti műterem felállítását. De ezen nagyon sokat vesztettem, s ezért 1864-ben még veszteséggel is túladtam rajta. Eközben azt is tapasztaltam, hogy a nagyon is laikus közönséggel való érintkezés nem nekem való. Az is hozzájárult e bukásomhoz, hogy olyan társat ajánlottak nekem, aki sehogy sem bírt a korral haladni, s annyira aláásta az üzlet hírnevét, hogy azt semmiféle erőfeszítéssel sem lehetett már megmenteni.”
...Barabás Miklós fényképészeti tevékenysége több szempontból is mintaértékű a mai kor számára, vázlatosan összegezve a következők miatt:
1. A műterem iratai. A Barabás által kialakított műterem építésének iratai a Fővárosi Levéltár Építészeti Bizottságának anyagában megmaradtak. A beadványokban pontosan leírja a műhely helyiségeinek rendeltetését.
2. A műterem bemutatása. Esszé jellegű, érzékletes hírlapi leírások maradtak meg, amelyek egyrészt a műterem berendezését, másrészt a bennük zajló fényképészeti szokásokat tárják elénk.
3. A fényképek. A két évig tartó munka során nagymennyiségű vizitkártya portré készült. Ezekről egy példányt a művész beragasztotta egy naplóba, mellé írva a megrendelő nevét. A szórványaiban máig fennmaradt napló szintén forrásértékű, hiszen ilyen típusú napló, Gondy-Egey debreceni és Róth Imre kassai fényképészekén kívül, nem maradt meg(6).
4. Az elméleti vita. 1863-ban Barabás Miklós a fényképezés védelmében polémiát folytatott Székely Bertalannal a Koszorú hasábjain, mely a fotóművészet értékelésének alapjait teremtette meg..."
www.fotomuveszet.com/index.php?option=com_content&vie...
Székely Bertalan :
FESTÉSZET ÉS FÉNYKÉPELÉS
(Koszorú, 1863. 22.; 505-510. old.)
Forrás: Bán András, Fotográfozásról , 38-46.old., részletek
"Napjainkban a fényképelés sokkal inkább elterjedt, sokkal nagyobb mérvben szerepel a társadalom elkerülhetetlen és nélkülözhető, inkább fényűzési szükségletei között, semhogy figyelmét, ki néha aggódva tekint a jövőbe, elszomorodva kérdezvén magától, nem fog-e gépies századunkban a camera obscura mindinkább tért nyerni s utóvégre is nem fogja-e kiküszöbölni a szabadkézzel dolgozó művész ecsetjét? (...)
A művészi több a pusztán természetinél. Csak az öntudatos lélek által szemlélt, megfontolt és átgondolt, az előbb fejtegettük minden kellékkel bíró, (lélektani tartalom, vonalozás, világosság és árnyalás, szín, előadás - kivitel modora; szerk.) esetlegességektől ment természeti egyúttal művészies is. Pedig a fényképelés nem kerülheti ki az esetlegeset, miről meggyőződhetünk, ha mesterségünk egyik fő feladatát, az arcképezést vesszük szemügyre, mely a festészetben is leginkább sorolható az általunk naturalizmusnak nevezett osztályba, bár a művésziesen fölfogott szép arcképtől mindenesetre többet követelünk. (...)
Minthogy a művészet egy percet úgyszólván természetellenesen hosszabít meg és állandósít, - e percnek mindenesetre annak kell lenni, mely a jellemet leginkább kimeríti; csak ha ezt eléri a mű, mondhatni róla, hogy inkább hasonlít az élő eredetihez, mint az eredeti önmagához, mert változékonyság és mozgékonyság lévén az élet jellege, az ember sem mindig hasonló önmagához - de a művészet az illető azon jellegét, jellemének azon tengelyét adja, mely mentes minden esetlegességtől, a jellemnek mintegy történelmi értékét képviseli.
A fényképben mindezeket hiába keressük. A fénykép egy esetleges percben kapja le az illető arcképét. Már hogy aztán ez a perc azon jó perc is legyen egyszersmind, mely a jellem általánosságát is magában foglalja, azt remélni is alig, bizton várni nem lehet, s arra nézve a gépet működtető fényképész szintoly kevéssé tehet valamit, mint a gép elé állított learcképezendő, ki magát és általános jellemkifejezését többnyire maga sem ismeri. (...)"
Barabás Miklós :
FESTÉSZET ÉS FÉNYKÉPELÉS
(Koszorú, 1863. 26.:612-616. old.)
Forrás: Bán András, Fotográfozásról , 46-53.old., részletek
"A Koszorú folyó évi május 31.-i számában Székely Bertalan úrtól egy cikk jelent meg ezen cím alatt: Festészet és fényképelés.
Érdekkel vettem kezembe a nevezett lapot, foglalkozván mindkettővel tehetségem szerint, vágytam látni miként fejti ki egyik és másik előnyeit, hátrányait. Úgy találom azonban, hogy szenvedélyes harcra kel a fényképészet ellen egyedül a festészet védelmére. Kár pedig olyan szenvedélyesen vagdalózni oly rém ellen, melynek nem létezését minden áron be akarja bizonyítani; ez által részrehajló és sánta lesz az összehasonlítás, és a különben hellyel-közzel sok szép érvet tartalmazó cikk veszti hatását. Amihez csak vagdal az ember azt nem teheti higgadt szemlélődése tárgyává. (...)
Az arcképfestészet kellékeit igen szépen elemzi nagy részben Sz. úr, de kellék, s az annak megfelelő valóság két különböző dolog. Hogy a fényképészet minden egyes példánynál beleöntené a lelket a képbe én nem állítom, de nem gondolom másfelől, hogy Sz. úr is ezt állítaná a festészet minden szüleményéről, csak azt mondja, hogy hivatva lenne reá. (...)
Hogy a festőművész eszményit egy pillanatot az egész életből, igen, igen, de aztán legyen az a pillanat az egész arcon, az arcnak - a lélek mozzanatai ezen komplikált gépének minden kereke összevágó, és ne mutasson minden arcvonás más jellemet és más indulatot; ha egy rész pl. a száj mosolyog, ne sírjon a szem! Hány ellenkező példát láttam, hol a részletekben a kifejezések veszekednek egymással. Ha valódi jellemkifejezés nem is, de egység minden fényképelt fejben van, ennek aligha lehet hiányoznia: egy percben az egész arc csak egy jellemű lehet. (...)
Azt mondanám föntebb, hogy a festészetnek a fényképelés hasznot tehet. Igen, ezt minden festésznek meg kellene tanulni. Pillanatnyi működéssel sok oly nagyszerűséget lehet megkapni, mely egy pillanat alatt szemlélhető, fényképpel fel is fogható, s melynek egy pillanat múlva vége van. Egy roppant néptömeg, egy ki- és bejáró hajóktól hemzsegő kikötő, melynek képe folytonosan változik, fényképelés által fölvéve többet ér 50 vázlatnál, és többet segít a festész fantáziájának, mint egy heti szemlélés. (...)"
w3.externet.hu/~ronay/esztetika.html
***
BARABÁS MIKLÓS
(1810, Kézdimárkosfalva - 1898, Budapest)
Festő, az MTA levelező tagja (1836). A nagyenyedi kollégiumban tanult, egészen fiatalon kezdett arcképfestéssel foglalkozni. 1829-ben kijutott Bécsbe, ahol rövid ideig J. Ender növendéke volt. 1830-ban Kolozsvárra visszatérve, Barra Gábortól a litográfia technikáját sajátította el, melyet magas művészi színvonalon egész életén át művelt. 1831-től két esztendőt Bukarestben töltött, ahol keresett arcképfestő lett. 1834-35-i itáliai tanulmányútja igen termékeny hatással volt művészetére. W. L. Leitch angol festőtől a vízfestés technikáját s egy merőben újfajta természetábrázolást vett át. Velencében lemásolta Veronese Európa elrablása c. képét, s e műve 1835-ben Pesten nagy sikert aratott.
Ettől kezdve kisebb megszakításokkal mindvégig Pesten élt. Jelentős része volt abban, hogy Pest művészi központtá vált. Ő volt az első művészetéből megélni tudó festőnk, amit főként az tett lehetővé, hogy az arckép minden műfaját és technikáját kiválóan művelte. Szinte minden kiemelkedő kortársát megfestette, Széchenyi Istvánt, Kossuthot, Petőfit, Bemet stb. Jellemábrázoló készséget tükröző remekművei közül is kiemelkedik Liszt Ferenc és Bittó Istvánné (1874) arcképe. Igazán nagyot e műfajban alkotott. Aprólékosan megmunkált olajfestményeit, rajzait, akverelljeit gondos elmélyülés, finom színezés jellemzi. Csoportképeiben (Bencsikné családjával, 1840; A művész három leánykája, 1849) kompozíció- és rajzbeli fogyatékosságok mutatkoznak. Vásárra induló oláh család (MNG) c. életképe minden festői szépsége mellett is kissé merev maradt. Tájképakvarelljei az alföldi táj szépségének megkapó ábrázolását adják (Alföldi táj gémeskúttal stb.). Biedermeier hangulatot árasztó életképei közül kiemelkedik a többször is megfestett Galambposta (1840). Az abszolutizmus idején anyagi nehézségekkel küzdött, átmenetileg fényképezéssel, majd oltárképfestéssel foglalkozott. 1859-ben kiharcolta a Képzőművészeti Társulat megteremtését, melynek 1862-től haláláig igazgató elnöke volt. 1867-ben Pest városának képviselője. Önéletrajza életének és müködésének, valamint kora társadalmi és művelődési viszonyainak eleven dokumentuma. Műveiből 1948-ban emlékkiállítást rendeztek.
www.hung-art.hu/frames.html?/magyar/b/barabas/index.html
MIKLÓS BARABÁS
(1810, Kézdimárkosfalva - 1898, Budapest)
Painter. He attended the protestant school of Nagyenyed. He began painting portraits at a young age. He was a pupil of J. Ender in Vienna for a short time in 1829. After returning to Kolozsvár in 1830, he learnt lithography from Gábor Barra and produced lithographs of particularly high artistic standard all through his life. After spending two years in Bucuresti from 1831, he became a fashionable portrait painter. His study tour in Italy during 1834-1835 proved to be highly fruitful. He took over the technique of painting water colour from W. L. Leitch, an English painter, as well as a novel portrayal of nature. While in Venice, Italy, he copied Veronese's "The Abduction of Europe", which brought him a good deal of success in Pest in 1835.
Except for shorter periods, he lived in Budapest from that time onwards. He played an important role in establishing Pest as an art centre. Eventually, he was the first Hungarian painter who managed to live by means of art which was largely due to the fact that he was a master of portrait painting. His portraits include practically all of his great contemporaries, e.g. István Széchenyi, Kossuth, Petőfi, and Bem, etc. The portraits of Franz Liszt and Mrs István Bittó (1874) are second to none in character portrayal. His greatness lies in this genre, in fact. His elaborate oil paintings, drawings and water colours are characterized by empathy and delicate colouring. As for group portrayal ("Mrs Bencsik with her Family", 1840, "The Three Little Daughters of the Artist", 1849) it lacks in composition and drawing. In spite of the picturesque qualities, the picture "A Rumanian Family Leaving for the Market" is somewhat formal. As for his landscapes in water colour, the beautiful countryside of the Hungarian plain is touchingly depicted ("Countryside with Draw Well", etc.). Of his genre pictures with a biedermeier atmosphere, the picture "Pigeon Post" (1840), which he painted several times, is an outstanding one. During absolutism, he had to face financial problems, forcing him to take photos and to paint altars for some time. As a result of his struggle, the Art Society was established in 1859, of which he was the President from 1862 until his death. In 1867 he became a Member of Parliament of Pest in 1867. His "Authobiography" is a lively document of his own life and activites, as well as that of social and cultural conditions of his time.
***
Prielle Kornélia és leánya
gyönyörű vizitkártya található a Képkönyvtárban
és még más Barabás litográfiák és Barabás és Barabás és Fájth fotók
***
Barabás villa
Kreszta House.
The bastion-like building is very characteristic of Győr townscape, it was named after a spice merchant, Kreszta János. The house was built in the 17th century, now has a Neo-Classical style exterior, it hosts the Margit Kovács Collection, some shops and a restaurant.
Győr, historical Old Town
en.wikipedia.org/wiki/Gy%C5%91r
Kreszta János fűszerkereskedő háza.
A múzeumként és étteremként is működő, XVII. századi műemléképület a múlt században Kreszta János fűszerkereskedő háza volt.
A Kovács Margit Gyűjteménynek otthont adó győri épület a Gutenberg térre néz. Szokatlan alakja miatt Győr belvárosának egyik legjellegzetesebb épülete Keskeny, magas homlokzata hengeresen kidomborodó sarkaival régies benyomást kelt.
A ház építésekor a tulajdonos a magas tetőszerkezetet azért készíttette, mert a padláson helyezte el kötélgyártó műhelyét. A ház pincéjében 17.-18. századi falak vannak, a mennyezet alátámasztásául kőkockákból álló hasáb alakú oszlop szolgál. Az épület jelenlegi formájában klasszicista stílusú.
Kovács Margit Állandó Kiállítás
Kovács Margit (1902-1977) győri születésű kerámiaművész . Az életmű kiállítása a Kreszta-házban terrakotta, samott és engobe mázas kerámiaszobrokat, reliefeket, használati dísztárgyakat, enteriőr részleteket tartalmaz a művésznő budapesti műterméből és dolgozószobájából.
DUNKY FIVÉREK
fényképészete
KOLOZSVÁRTT
főtér 10 szám alatt
Dunky Kálmán (1858-1935) és Dunky Ferenc (1860k.-1941k.)
1897-től császári és királyi udvari fényképészek /tehát a kép korábbi/
Kolozsvár Mátyás király tér 10. Gróf Wass-ház /1886-1914/
www.welcometoromania.ro/Cluj/Cluj_Casa_Vass_m.htm
Miskolcz Városház-tér 1, 5, 8 és 20. (?) /1900-1910/ utód Ábrahám
bela.tarczai.hu/publikaciok/fenykep-es-tortenelem/a-misko...
Sátoraljaújhely Főtér 9. /1900-1910/
Sárospatak /1910/
Dés Felső Sétatér /1900-1910/
Budapest V. Nagy Korona utcza 9./1880-1905 - Szakács Margit adattára szerint/
- Kitüntetve London /1897/, Paris /1896/ és más kiállításokon aranyérmekkel és érdemkeresztekkel
Bővebben: Miklósi-Sikes Csaba - Fényképészek és műtermek Erdélyben
Az EKE /Erdélyi Kárpát Egyesület/ fényképészei
"...cégjelzésből kitünik, a Dunky fivérek (Ferenc és Kálmán) kolozsvári fényképészetéből került ki. A patinás képről méltóságteljes, idősebb férfiak kis csoportja tekint ránk. Hátán az Erdélyrészi Kárpát-Egyesület címeres, gyopáros pecsétje mellett az esemény helyére és időpontjára vonatkozó feljegyzés: 1893. július 9. Vasvári-kirándulás a Funtinelre. Egy ilyen kép láttán méltán izgalomba jön a képzelet: ...- hogyan zajlott le a Vasvári kirándulás? ... - kik a szakállas úriemberek? ... - milyen szerepe volt az egészben az EKÉ-nek? ... merülnek fel egymás után a kérdések. Mint már annyiszor, ha egyesületünk viselt dolgait kutatjuk, most is az Erdély szinte kimeríthetetlen régi évfolyamai adnak támpontot a képek eredetének kiderítéséhez. Ha fellapozzuk az 1893-as évfolyamot, a 414-es oldalon az Egyesületi élet rovatban, többek között a következőket olvashatjuk: „... Örömmel jelenti Elnök [Szádeczky Lajos dr.], hogy a Dunky fivérek az EKE fényképészei, egyesületünk iránt ismételten szivességet tanusítottak, midőn a sziklakeresztelési ünnepélyen megjelenve, ott több sikerült levételt eszközöltek. S úgy ebből, mint a minket megelőző Vasvári ünnepélyről tett levételekből szép fényképgyujteményt ajándékoztak az osztálynak; Elnök kiegészíti e jelentést azzal, hogy ünnepségünkkel a budapesti lapok is foglalkoztak, s a Vasárnapi Újság hasábjain képekkel illusztrált írás is jelent meg róla. Az elnöki jelentés örvendetesen tudomásul lőn véve, és a Dunky fivéreknek a választmány elismerő köszönetét nyilvánította...” A fenti részlet az EKE kolozsmegyei osztályának 1893. okt. 27i választmányi gyulésén elhangzottak vázlatából való, és a Hideg-Szamos völgyében levő Bethlen, Béldi és Somkereki sziklák ünnepélyes avatására vonatkozik. Lám, nyomára bukkantunk képünknek, de egyben újabb kérdések merülnek fel, ezúttal a Dunky fivérek által adományozott többi fényképpel kapcsolatban, valamint tovább nyomozhatunk a Vasárnapi Újság hasábjain... "
www.rejtekhely.ro/modules.php?name=Gyopar&pa=showpage...
www.erdelyikarpategyesulet.ro/
...
A kolozsvári Mátyás szoborral kapcsolatban:
"Az első fényképeket a fölavatás napján a Dunky fivérek kolozsvári műterme készítette Fadrusz kérésére. Ezek a képek – Dunky Ferenc felvételei – jelentek meg”2 akkor a lapokban és később is nagy számban."
www.korunk.org/?q=node/8&ev=2002&honap=11&cik...
...
E. Kovács Gyula mint Bánk bán
1865. november 2-án lépett fel először Kolozsvárott a címszerepben
Ez a kép a Katona József születésének 100. évfordulója alkalmából rendezett kolozsvári díszelőadás idején készült, 1892-ben
Dunky fivérek felvétele
www.oszk.hu/hun/kiallit/virtualis/bank/arkepcsarnok/ekova...
...
leghíresebb tanítványuk talán Székely Aladár fotóművész volt
artportal.hu/kislexikon/szekely_aladar
"Pályakezdéséről ellentmondóak az adatok a különböző írásos emlékekben, de annyi bizonyos, hogy a szakma alapjait Szilágyi József szobafestő, címfestő és fényképész iparostól tanulta. Ezt követően dolgozott immár segédként Kolozsváron, a Dunky fivérek műtermében, majd Budapesten Mai Manónál, később Mertens Edénél."
www.mafosz.hu/Fototortenet/Szkely Aladr.doc
...
Maradtak azért értékek szép számmal, a magyar fotótörténetben is jeles alkotókként ismert kolozsvári Dunky fivérek számos gyönyörű eredeti felvételét őrzik a Filmarchívumban.
www.fotomuveszet.com/index.php?option=com_content&vie...
...
A MISKOLCI GALÉRIA VÁROSI MŰVÉSZETI MÚZEUM
nemrég nyert pályázatot
A DUNKY FIVÉREK ÉS A NÉMAFILM CÍMŰ KIÁLLÍTÁS MEGVALÓSÍTÁSÁRA ÉS KAPCSOLÓDÓ KATALÓGUS KIADÁSÁRA
www2.nka.hu/pages/dontesek/kollegiumi/fotomuveszeti_10031...
Gabinál Dunky-k:
www.flickr.com/photos/23912178@N08/2514987637/
www.flickr.com/photos/23912178@N08/4409824572/
www.flickr.com/photos/23912178@N08/3122960045/
Mezei úrnál:
www.flickr.com/photos/23442389@N06/4313525254/
www.flickr.com/photos/23442389@N06/4313527576/
www.flickr.com/photos/23442389@N06/4328669802/
nálam:
Oman // Village Kumzar
Straat van Hormuz - Strait of Hormuz - Oman - Musandam
schiereiland Oman // Kumzar - Musandam
We zijn aan de Perziche Golf. Met de typische houten boten, de dhows, varen we langs idyllische stranden en reusachtige kliffen in de Straat van Hormuz. Van hieruit maken veel handelaars met hun speedbootjes 's avonds de oversteek naar Iran. Beladen komen ze terug met dranken, groenten en fruit, sigaretten, medicijnen, elektronica, schapen en geiten enz ... In Khasab en in Iran kunnen deze goederen dan aan een goede prijs verkocht worden.
Na 5 uren varen kunnen we aanmeren in het dorpje Kumzar.
Kumzar is het noordelijkste dorp van Oman en ligt op 60 km van Iran. Het dorp ligt aan een kiezelstrand (dhowreparaties), waarboven kliffen torenen. Het leven is er erg basic en alleen bewoond door emigranten.
Onderweg liggen nog een paar dorpjes, maar we kregen geen toelating om aan te meren.
Bij onze terugweg naar Khasab tegen zonsondergang hoorden we plotseling het helse gedonder aan de horizon van de race van 10-tallen speedboten, volgeladen en onderweg naar Iran. Hun dagelijkse handel om goederen uit te wisselen.
Khasab (Arabic: خصب Ḫaṣab) is a city in an exclave of Oman bordering the United Arab Emirates. It is the local capital of the Musandam peninsula and has frequently been dubbed the "Norway of Arabia" because of its extensive fjord-like craggy inlets and desolate mountainscapes
Access to the area by land was virtually impossible until a modern coast road was built, which allows fast access from the United Arab Emirates, making Khasab a popular weekend destination for people living in the Emirates. The new road also allows access to the village of Tawi, where prehistoric drawings of boats, animals and warriors can be seen in the rock face.
Khasab has an interesting trading position, which hinges on its proximity to Iran. Iranians export sheep and goats into the local port, from where the animals are dispatched to the United Arab Emirates and Saudi Arabia in trucks. On their return trip to the Islamic Republic, the sailors load their boats up with electronic goods and American cigarettes, arriving in Khasab after sunrise and leave before sunset to conform with Omani immigration laws. Since the trading is illegal under Iranian law, they must avoid the Islamic Republic's coastguard as well as all other shipping in the busy waters of the Strait of Hormuz.
officially the Republic of Senegal (République du Sénégal), is a country south of the Sénégal River in western Africa.It owes its name to the river that borders it to the East and North and that originates from the Fouta Djallon in Guinea. Senegal is externally bounded by the Atlantic Ocean to the west, Mauritania to the north, Mali to the east, and Guinea and Guinea-Bissau to the south; internally it almost completely surrounds The Gambia, namely on the north, east and south, exempting Gambia's short Atlantic Ocean coastline. Senegal covers a land area of almost 197,000 km², and has an estimated population of about 13.7 million.The climate is tropical with two seasons: the dry season and the rainy season.
Dakar the capital city of Senegal,is located to the westernmost tip of the country, about 300 miles away the Cape Verde Island, off the Atlantic Ocean. During colonial times, numerous trading Counters, belonging to various colonial empires were established along the coast. The town of St Louis became the capital of French Western Africa (Afrique Occidentale Francaise, or AOF) before it was moved to Dakar in 1902. Dakar later became its capital in 1960 at the time of independence from France.
History
Pleaso go to
en.wikipedia.org/wiki/History_of_Senegal
Geography
en.wikipedia.org/wiki/Geography_of_Senegal
Other info
Oficial Name:
Republique du Senegal
Independence:
June 20, 1960
Area:
196.772km2
Inhabitants:
12.900.000
Languages:
Badyara [pbp] 1,685 in Senegal (2002). South central, one village that is all Bajara. Alternate names: Badian, Badjara, Badjaranke, Pajade, Pajadinca, Pajadinka, Gola, Bigola. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Eastern Senegal-Guinea, Tenda
More information.
Bainouk-Gunyaamolo [bcz] 5,635 in Senegal (2002). North of the Casamance River in the triangle formed by the towns of Bignona, Tobor, and Niamone, north of Ziguinchor, across the Casamance River. Also spoken in Gambia. Alternate names: Banyum, Banyun, Bagnoun, Banhum, Bainuk, Banyuk, Banyung, Elomay, Elunay, Ñuñ. Dialects: Gujaaxet, Gunyamoolo. Two dialects are intelligible to each other's speakers: the one around Niamone (Gunyaamolo) and the other around Tobor. Close to Kobiana and Kasanga of Guinea-Bissau. More closely related to the Tenda languages of eastern Senegal than to the neighboring Diola and Balanta. Gunyuño in Guinea-Bissau is distinct. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Eastern Senegal-Guinea, Banyun
More information.
Bainouk-Samik [bcb] 1,685 (2002). Mainly in Samik and surrounding villages, on the south side of the Casamance River, about 20 km east of Ziguinchor; also in some scattered villages north and east of Samik. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Eastern Senegal-Guinea, Banyun
More information.
Balanta-Ganja [bjt] 106,350 (2002). Southwest corner of Senegal, south of the Casamance River, between Goudomp and Tanaff, and south from there. Alternate names: Fjaa, Balant, Balante, Balanda, Ballante, Belante, Bulanda, Brassa, Alante, Fraase. Dialects: Fganja (Ganja), Fjaalib (Blip). A separate language from Balanta-Kentohe in Guinea-Bissau. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Balant-Ganja
More information.
Bandial [bqj] 10,125 (2002). Villages of Affiniam, Badiate-Grand, Bandial, Brin, Enampor, Essil, Etama, Kamobeul, and Seleky. The area is bounded by the Casamance River on the north, the Komobeul Bôlon on the west, the Ziguinchor-Oussouye road on the south, and the Brin-Nyassia road on the east. The only village north of the Casamance River is Affiniam. Alternate names: Banjaal. Dialects: Affiniam, Bandial, Elun (Hulon, Kuluunaay). Affiniam is more intelligible with Bandial than with Gusilay. Affiniam has 74% lexical similarity with Bandial dialect and 66% with Gusilay. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Jola Proper, Jola Central, Gusilay
More information.
Bassari [bsc] 8,835 in Senegal (2002). Population total all countries: 17,910. Southeastern, Upper Casamance, around Edun, border areas, Kedougou, Tambacounda. Also spoken in Guinea, Guinea-Bissau. Alternate names: Basari, Tenda Basari, Biyan, Onëyan, Onian, Ayan, Wo. Dialects: Closely related to Budik. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Eastern Senegal-Guinea, Tenda
More information.
Bayot [bda] 14,625 in Senegal (2002). Population total all countries: 17,150. A cluster of villages about 12 km southwest of Ziguinchor, grouped around the village of Nyassia. Also spoken in Gambia, Guinea-Bissau. Alternate names: Baiote, Baiot, Bayotte. Dialects: Essin. Essin and Bayot form a cluster that needs further investigation. Lexical similarity 15% to 18% with other Jola varieties (closest). Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Bayot
More information.
Budik [tnr] 3,375 (2002 NTM). Southeastern. Alternate names: Bedik, Tandanke, Tendanke, Tenda, Bande, Basari du Bandemba. Dialects: Close to Bassari. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Eastern Senegal-Guinea, Tenda
More information.
Crioulo, Upper Guinea [pov] 46,500 in Senegal (1998). Ziguinchor, Bignona, and Kolda. It overlaps from Guinea-Bissau and the Bijagos Islands. Alternate names: Portuguese Creole, Kriulo. Dialects: Cacheu-Ziguinchor Creole. Classification: Creole, Portuguese based
More information.
Ejamat [eja] 2,025 in Senegal (2002 SIL). Extreme southern Senegal, a handful of villages 5 to 7 km due south of Oussouye, including Kahem, Efok, Youtou. Alternate names: Ediamat, Fulup, Feloup, Felup, Felupe, Floup, Flup. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Jola Proper, Jola Central, Her-Ejamat
More information.
French [fra] Classification: Indo-European, Italic, Romance, Italo-Western, Western, Gallo-Iberian, Gallo-Romance, Gallo-Rhaetian, Oïl, French
More information.
Gusilay [gsl] 13,950 (2002). Village of Tionk Essil, between Tendouck and Mlomp-North. Alternate names: Kusiilaay, Gusilaay, Gusiilay, Kusilay. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Jola Proper, Jola Central, Gusilay
More information.
Jalunga [yal] 11,250 in Senegal (2002 S. Hejnar NTM). Southeastern, intersection of Mali, Guinea, and Senegal borders. Alternate names: Yalunka, Yalunke, Jalonké, Dyalonke, Djallonke, Dialonké. Classification: Niger-Congo, Mande, Western, Central-Southwestern, Central, Susu-Yalunka
More information.
Jola-Fonyi [dyo] 292,630 in Senegal (2002). Population includes 209,340 Fonyi, 83,285 Buluf. Population total all countries: 358,276. Area surrounding the city of Bignona, bounded on the south by the Casamance River, on the north by a strip just north of the Senegal-Gambia border, on the west by the Diouloulou-Marigot tributary, and on the east by the Soungrougrou River. Also in an area 15 to 20 km east and southeast of Ziguinchor, the regional capital. Also spoken in Gambia, Guinea-Bissau. Alternate names: Kújoolaak Kati Fooñi, Kujamataak, Jola-Fogny, Diola-Fogny, Dyola, Jóola, Jola, Yola. Dialects: Buluf, Fonyi, Kombo, Kalounaye, Narang. Gusilay, Kwatay, Karon, Mlomp, Kerak, Ejamat, and Bayot are more distantly related languages, but they are close geographically. Jola-Fonyi is the largest Jola variety and the most widely understood. Lexical similarity 68% with Jola-Kasa. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Jola Proper, Jola Central, Jola-Fonyi
More information.
Jola-Kasa [csk] 40,850 in Senegal (2002). Villages around the city of Oussouye and north to the Casamance River, bounded by the Kamobeul Bôlon tributary on the east and the Kachiouane Bôlon on the west. It also includes the villages of Hitou and Niamoun north of the Casamance River. Also spoken in Gambia. Alternate names: Diola-Kasa, Casa, Jóola-Kasa. Dialects: Ayun, Esulalu (Esuulaalur, Oussouye, Mlomp South), Fluvial, Huluf, Selek, Bliss (Niomoun). Close to Jola-Fonyi. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Jola Proper, Jola Central, Jola-Kasa
More information.
Karon [krx] 9,070 in Senegal (2002). Population total all countries: 10,420. Southwest Senegal along the coast, south of Diouloulou, and surrounding the town of Kafountine. Bounded on the west by the Atlantic Ocean, on the south by the Kalisseye Inlet, on the east by the Diouloulou Marigot Estuary, and on the north by the Senegal-Gambia border. Also spoken in Gambia. Dialects: Lexical similarity 42% with the closest Jola language. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Jola Proper, Karon-Mlomp
More information.
Kerak [hhr] 11,930 (2002). Kabrousse village, extreme southwestern corner of Senegal just before crossing into Guinea-Bissau, and possibly other nearby villages in both countries. Alternate names: Her, Keerak, Keeraku. Dialects: A distinct language from other Jola varieties. Lexical similarity between Kerak and Ejamat was estimated to be 70% by early survey work. More recent estimates put it closer to 90%. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Jola Proper, Jola Central, Her-Ejamat
More information.
Kobiana [kcj] Alternate names: Cobiana, Uboi, Buy. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Eastern Senegal-Guinea, Nun
More information.
Kuwaataay [cwt] 5,625 (2002). In Diembering, Bouyouye, Nyikine, Boukot-Diola, and some other villages along the coast just south of the mouth of the Casamance River, and Dakar. Alternate names: Kwatay. Dialects: Distinct from other Jola varieties. Lexical similarity 40% with closest Jola language. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Jola Proper, Kwatay
More information.
Lehar [cae] 10,925 (2002). North of Thies in west central Senegal, around the towns of Panbal, Mbaraglov, Dougnan. Alternate names: Lala. Dialects: 52% intelligibility of Non. Lexical similarity 84% with Non, 74% with Safen, 68% with Ndut and Palor, 22% with Serer-Sine. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Cangin
More information.
Mandinka [mnk] 606,645 in Senegal (2002). Population total all countries: 1,214,345. Southeastern and south central. Also spoken in Gambia, Guinea-Bissau. Alternate names: Manding, Mandingo, Mandingue, Mandinque, Mande, Socé. Dialects: Mandinka, Eastern Maninkakan, and Malinke are separate languages. Lexical similarity 79% with Kalanke, 75% with Jahanka, 70% with Kassonke, 59% with Malinke, 53% with Mori, 48% with Bambara. Classification: Niger-Congo, Mande, Western, Central-Southwestern, Central, Manding-Jogo, Manding-Vai, Manding-Mokole, Manding, Manding-West
More information.
Mandjak [mfv] 95,670 in Senegal (2002). Southwest Senegal. Alternate names: Mandjaque, Manjaca, Manjaco, Manjak, Manjaku, Manjack, Mandyak, Majak, Ndjak, Kanyop. Dialects: Bok (Kabok, Sara, Teixeira Pinto, Tsaam), Likes-Utsia (Baraa, Kalkus), Cur (Churo), Lund, Yu (Pecixe). Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Manjaku-Papel
More information.
Maninkakan, Western [mlq] 382,670 in Senegal (2002). Population total all countries: 495,270. Eastern Senegal. Also spoken in Gambia, Guinea-Bissau, Mali. Alternate names: Maninka-Western, Maninga, Malinka, Malinke, Western Malinke. Dialects: Jahanka (Jahanque, Jahonque, Diakkanke, Diakhanke, Kyakanke). The Jahanka are reported to have come from Mali in the 18th century. They trace their origins to Soninke, but now speak a dialect of Malinke in Senegal (Western Maninkakan). Vocabulary and grammar differences with Mandinka. Lexical similarity 59% with Mandinka. Classification: Niger-Congo, Mande, Western, Central-Southwestern, Central, Manding-Jogo, Manding-Vai, Manding-Mokole, Manding, Manding-West
More information.
Mankanya [knf] 26,450 in Senegal (2002). Scattered. Alternate names: Mancagne, Mancang, Mancanha, Mankanha, Bola. Dialects: Burama (Bulama, Buram, Brame), Shadal (Sadar). Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Manjaku-Papel
More information.
Mlomp [mlo] 4,895 (2002). Mainly in Mlomp village north of the Casamance River, 25 km due east of Bignona, on the road between Tendouck and Tiobon, Bignona Department, several surrounding villages, and scattered around the country. Alternate names: Mlomp North, Gulompaay. Dialects: Lexical similarity 64% with Karon (closest), 42% with the closest other Jola language. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Bak, Jola, Jola Proper, Karon-Mlomp
More information.
Ndut [ndv] 35,000 (2002). West central, northwest of Thiès. Alternate names: Ndoute. Dialects: 32% intelligibility of Palor. Lexical similarity 84% with Palor, 68% with Safen, Non, and Lehar, 22% with Serer-Sine. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Cangin
More information.
Noon [snf] 29,825 (2002). Surrounding Thiès and in Thiès. Padee is in Fandene, Cangin in Thiès, Saawii north of Thiès. Alternate names: None, Non, Serer-Noon. Dialects: Padee, Cangin, Saawii. Noon is very different from Serer-Sine. 68% intelligibility of Lehar. Lexical similarity 84% with Lehar, 74% with Safen, 68% with Ndut and Palor, 22% with Serer-Sine. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Cangin
More information.
Palor [fap] 9,680 (2002). West central, west southwest of Thies. Alternate names: Falor, Palar, Sili, Sili-Sili, Waro. Dialects: 55% intelligibility of Ndut, 27% of Safen. Lexical similarity 84% with Ndut, 74% with Safen, 68% with Non and Lehar, 22% with Serer-Sine. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Cangin
More information.
Pulaar [fuc] 2,387,340 in Senegal (2002). Population total all countries: 3,244,020. Fulbe Jeeri and Toucouleur are primarily in the Senegal River Valley and Mauritania. Fulacunda is in the Upper Casamance Region, from 40 miles west of Kolda to the headwaters of the Gambia River in the east, from the southern border of Senegal in the south to the Gambian border in the north. Also spoken in Gambia, Guinea, Guinea-Bissau, Mali, Mauritania. Alternate names: Pulaar Fulfulde, Peul, Peulh. Dialects: Toucouleur (Tukolor, Tukulor, Tokilor, Pulaar, Haalpulaar, Fulbe Jeeri), Fulacunda (Fulakunda, Fulkunda). Fulbe Jeeri and Toucouleur (Haalpulaar'en) are separate ethnic groups speaking this form of Pulaar. Jeeri is a geographical region in which a large number of diverse lineages still follow a seminomadic life. There are 3 families subdivided into at least 20 lineages, each of which has some dialect differences; all are inherently intelligible. Bunndu is a Fula geopolitical state composed of a mix of Toucouleur and Fulbe Jeeri. Fuuta Tooro (Fouta Toro) was a major Toucouleur geopolitical state, which has its seat in northern Senegal, and is also in Mauritania. Fulacunda is an ethnic group speaking a closely related dialect of Pulaar. Their region is called Fuladu in the Upper Casamance area of Senegal. Different enough from Pular to need separate literature. There are five Fulfulde varieties in Guinea-Bissau. Related to Maasina Fulfulde. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Senegambian, Fulani-Wolof, Fula, Western
More information.
Pular [fuf] 136,185 in Senegal (2002). Alternate names: Fuuta Jalon, Futa Jallon, Fouta Dyalon, Fullo Fuuta, Futa Fula. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Senegambian, Fulani-Wolof, Fula, West Central
More information.
Saafi-Saafi [sav] 117,050 (2002). Southwest of and near Thiès, and to the ocean; the triangle between Diamniadio, Popenguine, and Thiès. 60 villages: 43 are over 80% Saafi, 8 are under 50%. Alternate names: Sereer Saafen, Serer-Safen, Serere-Saafen, Safi, Saafi, Safi-Safi, Safen. Dialects: Boukhou, Sebikotane, Sindia, Hasab, Diobass. Dialects are named after villages and a zone (Diobass). Lexical similarity 74% with Non, Lehar, and Palor; 68% with Ndut; 22% with Serer-Sine. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Cangin
More information.
Serer-Sine [srr] 1,154,760 in Senegal (2002). Population total all countries: 1,183,120. West central Senegal and the Sine and Saloum river valleys. Also spoken in Gambia. Alternate names: Sérère-Sine, Serer, Serrer, Sereer, Seereer, Serer-Sin, Sine-Saloum, Seex, Sine-Sine. Dialects: Segum, Fadyut-Palmerin, Sine, Dyegueme (Gyegem), Niominka. Niominka and Serere-Sine are inherently intelligible to each other's speakers. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Senegambian, Serer
More information.
Soninke [snk] 194,150 in Senegal (2002). Principally north and south of Bakel along the Senegal River. Bakel, Ouaoundé, Moudéri, and Yaféra are the principal towns. Alternate names: Marka, Maraka, Sarahole, Sarawule, Serahuli, Silabe, Toubakai, Walpre. Dialects: Azer (Adjer, Aser), Gadyaga. Classification: Niger-Congo, Mande, Western, Northwestern, Soninke-Bobo, Soninke-Boso, Soninke
More information.
Wamey [cou] 16,700 in Senegal (2002). Population total all countries: 21,970. Southeast. Migration from Guinea no longer taking place. Also spoken in Guinea. Alternate names: Wamay, Wamei, Konyagi, Coniagui, Conhague, Koniagui. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Eastern Senegal-Guinea, Tenda
More information.
Wolof [wol] 3,568,060 in Senegal (2002). Population total all countries: 3,612,560. Western and central, left bank of Senegal River to Cape Vert. Also spoken in France, Gambia, Guinea-Bissau, Mali, Mauritania. Alternate names: Ouolof, Yallof, Walaf, Volof, Waro-Waro. Dialects: Baol, Cayor, Dyolof (Djolof, Jolof), Lebou (Lebu), Jander. Different from Wolof of Gambia. Classification: Niger-Congo, Atlantic-Congo, Atlantic, Northern, Senegambian, Fula-Wolof, Wolof
More information.
Xasonga [kao] 8,170 in Senegal (2002). Alternate names: Kassonke, Khasonke, Kasonke, Kasson, Kasso, Xaasonga, Xasonke, Xaasongaxango. Classification: Niger-Congo, Mande, Western, Central-Southwestern, Central, Manding-Jogo, Manding-Vai, Manding-Mokole, Manding, Manding-West
Capital city:
Dacar
Meaning country name:
After a Portuguese variant of the name of the Berber Zenaga (Arabic Senhaja) tribe, which dominated much of the area to the north of modern Senegal, i.e. present-day Mauritania.
Description Flag:
The origins of the flag of Senegal lie in the former Mali Federation, whose flag was identical, spare for a stylized black silhouette in the central section. It bears the Pan-African colours. The flag in its modern form was officially adopted on August 20, 1960.
Coat of arms:
The Coat of arms of Senegal dates from the 1960s and reads "Un Peuple Un But Une Foi". It bears the Pan-African colors and the green star from the Flag of Senegal.
Motto:
"Un Peuple, Un But, Une Foi"
National Anthem: Pincez Tous vos Koras, Frappez les Balafons
Pincez tous vos koras, frappez les balafons.
Le lion rouge a rugi.
Le dompteur de la brousse
D'un bond s'est élancé,
Dissipant les ténèbres.
Soleil sur nos terreurs, soleil sur notre espoir.
Debout, frères, voici l'Afrique rassemblée
Refrain :
Fibres de mon cœur vert.
Épaule contre épaule, mes plus que frères,
O Sénégalais, debout !
Unissons la mer et les sources, unissons la steppe et la forêt !
Salut Afrique mère, salut Afrique mère.
Sénégal toi le fils de l'écume du lion,
Toi surgi de la nuit au galop des chevaux,
Rend-nous, oh ! rends-nous l'honneur de nos ancêtres,
Splendides comme ébène et forts comme le muscle
Nous disons droits – l'épée n'a pas une bavure.
(Refrain)
Sénégal, nous faisons nôtre ton grand dessein :
Rassembler les poussins à l'abri des milans
Pour en faire, de l'est à l'ouest, du nord au sud,
Dressé, un même peuple, un peuple sans couture
Mais un peuple tourné vers tous les vents du monde.
(Refrain)
Sénégal, comme toi, comme tous nos héros,
Nous serons durs sans haine et des deux bras ouverts.
L'épée, nous la mettrons dans la paix du fourreau,
Car le travail sera notre arme et la parole.
Le Bantou est un frère, et l'Arabe et le Blanc
(Refrain)
Mais que si l'ennemi incendie nos frontières
Nous serons tous dressés et les armes au poing :
Un peuple dans sa foi défiant tous les malheurs,
Les jeunes et les vieux, les hommes et les femmes.
La mort, oui ! Nous disons la mort, mais pas la honte.
(Refrain)
English
Everyone strum your koras, strike the balafons.
The red lion has roared.
The tamer of the savannah
Has leapt forward,
Dispelling the darkness.
Sunlight on our terrors, sunlight on our hope.
Stand up, brothers, here is Africa assembled.
Chorus:
Fibres of my green heart,
Shoulder to shoulder, my more than brothers,
O Senegalese, arise!
Join sea and springs, join steppe and forest!
Hail mother Africa, hail mother Africa
Senegal, you the son of the lion's froth,
Sprung from the night to the gallop of horses,
Give us, oh! give us the honour of our ancestors,
Splendid as ebony and strong as muscle,
We say it clearly – the sword has no flaw
(Chorus)
Senegal, we take on your great work:
To shelter the chicks from the falcons,
To make, from east to west, north to south,
Arisen, one single people, a people without seams,
But a people turned to all the winds of the earth.
(Chorus)
Senegal, like you, like all our heroes,
We will be hard without hatred, with two open arms.
The sword in peace-time we will store in the scabbard,
For work and words will be our weapon.
The Bantu is a brother, and so is the Arab and the White.
(Chorus)
But if the enemy burns our borders
We will be risen with weapons in our hands:
One people defying all sorrows with its faith,
Young and old, men and women.
Death, yes! We say death, but not shame.
(Chorus)
Internet Page: www.gouv.sn
Senegal in diferent languages
eng | afr | arg | ast | bre | cat | ces | cor | cym | dan | dsb | est | eus | fao | fin | fry | fur | glg | hat | hau | hrv | hsb | ina | isl | ita | jav | lld | mlt | nld | nor | oci | pol | por | roh | ron | rup | slk | slv | sme | spa | swa | swe | tgl | tur | vor | zza: Senegal
bos | crh | kaa | mol | slo | tuk | uzb: Senegal / Сенегал
bam | kin | run | sqi: Senegali
deu | ltz | nds: Senegal / Senegal
fra | jnf: Sénégal
ind | msa: Senegal / سينيڬال
aze: Seneqal / Сенегал
cos: Senegalu
epo: Senegalo
frp: Sènègal
gla: Seanagal
gle: An tSeineagáil / An tSeineagáil
glv: Yn Tenegaal
hun: Szenegál
ibo: Senegọl
kmr: Sênêgal / Сенегал / سێنێگال
kur: Senegal / سەنەگال; Sênegal / سێنەگال
lat: Senegalia; Doradia
lav: Senegāla
lin: Senegale
lit: Senegalas
mlg: Senegaly
nrm: Senégalie
que: Sinigal
rmy: Senegal / सेनेगाल
scn: Senigal
smg: Senegals
smo: Senekale
som: Senegaal; Sinigaal; Senigaal
srd: Senegàl
szl: Synygal
tet: Senegál
vie: Xê-nê-gan
vol: Senegalän
wln: Senegål
wol: Senegaal / سِنِڭَالْ
zul: iSenegale
alt | bul | che | chm | chv | kbd | kir | kjh | kom | krc | kum | mkd | mon | oss | rus | tyv | udm: Сенегал (Senegal)
bak | srp | tat: Сенегал / Senegal
abq: Сенегал (Senegał)
bel: Сенегал / Sieniehał; Сэнэгал / Senehał
kaz: Сенегал / Senegal / سەنەگال
tgk: Сенегал / سنگل / Senegal
ukr: Сенеґал (Senegal)
ara: السنغال (as-Sinġāl); السينغال (as-Sīniġāl); السينيغال (as-Sīnīġāl); السنيغال (as-Sinīġāl); السنجال (as-Singāl); السينجال (as-Sīnigāl); السينيجال (as-Sīnīgāl); السنيجال (as-Sinīgāl)
fas: سنگال / Sengâl / Senegâl
prs: سنگال (Senegāl)
pus: سنګال (Sənigāl); سېنېګال (Senegāl); سېنګال (Senigāl)
uig: سېنېگال / Sénégal / Сенегал
urd: سینیگال / سینیگال (Senegāl)
div: ސެނެގޯލް (Senegōl)
heb: סנגל (Senegal)
lad: סיניגאל / Senegal
yid: סענעגאַל (Senegal)
amh: ሴኔጋል (Senegal)
ell: Σενεγάλη (Senegálī)
hye: Սենեգալ (Senegal)
kat: სენეგალი (Senegali)
hin: सेनेगल (Senegal)
ben: সেনেগাল (Senegāl)
pan: ਸੈਨੇਗਾਲ (Sænegāl)
kan: ಸೆನೆಗಲ್ (Senegal)
mal: സെനഗല് (Senagal)
tam: செனகல் (Čeṉakal)
tel: సెనెగల్ (Senegal)
zho: 塞内加爾/塞内加尔 (Sènèijiā'ěr)
jpn: セネガル (Senegaru)
kor: 세네갈 (Senegal)
mya: ဆီနီဂော (Sʰinigɔ̀)
tha: เซเนกัล (Sēnēkân)
lao: ເຊເນການ (Sēnēkān)
khm: សេណេហ្គាល់ (Seṇehkal); សេនេកាល់ (Senekal)
A4O-AJ, Airbus A-319-133CJ (CN 4992) " Khasab" of Oman Royal Flight clears Edinburgh Airport's runway 24 via Bravo following a flight from London Stansted Airport. The aircraft which presumably was on Edinburgh Military Tattoo related activities was delivered new in December 2013.
Indig Ottó
A Cinka Pannát elnyelte a város
(Részlet a szerző hamarosan megjelenő kötetéből)
Várad-velencei tanári évtizedeimet mindvégig meghatározta a közeli cigánytelep, a Cinka Panna jelenléte. 1960 táján oda koncentrálódott Nagyvárad cigányságának zöme. Az Olajgyár és az IRTA gépkocsiparkjának kerítése határolta a cigánytelep százméternyi egyenes utcasorát, majd derékszögű jobbra kanyarral a 4. számú fatelep (első munkahelyem) határvonaláig „épültek” a putrik.
Az egyenessel szemben a hozzánk később csatolt I–IV. osztályos két tantermes elemi iskola állt, de kerítését akkor már rég széthordták a tüzelőhiányban sínylődő purdék. A három intézményt hiába védte magas kerítés a hívatlan látogatóktól, onnan minden elmozdítható előbb-utóbb el is mozdult, és nyoma veszett az alig védett, gyakorlatilag értéktelen dolgoknak. A hivatalból tett feljelentéseket a rendőrség gyorsan kivizsgálta, de a tetteseket sohasem tudták előállítani. A rend bátor őrei ugyanis még párosával is inkább elkerülték ezt a számukra ellenséges fertályt.
A kedves olvasó, aki talán csak hírből ismerte ezt a negyedet, elképzelni sem tudja azt a nyomort, ami erre uralkodott. A viskók az alig 8-10 méter széles „utca” két oldalán rogyadoztak, esős időben a köztük lévő sártengeren át még kocsival is nehéz volt haladni. Erről a fatelep fuvarosai mesélhetnének többet. No meg arról is, hogy a fával és szénnel megrakott támlásszekerek a cigánytelepet átszelő útjuk során mindig szegényebbek lettek néhány hasábbal vagy néhány kilónyi szénnel. A purdék rendszeresen „megvámolták" a szállítmányokat.
A vályogból és építési törmelékekből összetákolt házakba csak jobb esetben engedett fényt (és levegőt) aprócska ablak. A hézagos, mindenfajta lécből összeszegezett ajtók nyáron a meleget, télen a hideget engedték be az egyszobás „lakosztályba”. Csak az „igényesebb” családok háza mellett emeltek budit, a rajkók tették, amit szüleiktől láttak, és a ház mögött keskeny sávban végezték el szükségüket. Az összkomfort fogalma itt ismeretlen volt. Az egyetlen lakóhelyiség egyben volt hálószoba, nappali, konyha és vendégszoba! Négy-öt fekvőhely, aprócska asztal és jó esetben vaskályha volt a berendezés. A fűrészporral fűtött dobkályhákat inkább kedvelték, az ehhez szükséges fűtőanyagot az öcsém vezette fatelepről könyörögték ki.
Székekből is akadt otthonaikban egy vagy kettő, de nem ez volt a jellemző. Ha beléptünk – és ez a nebulók iskolába terelése miatt elkerülhetetlen volt –, förtelmes bűz fogadott. Velük nevelkedtek a kutyakölykök, ha volt egy-két szárnyas jószáguk, télen azt is bent tartották, sőt még arra is emlékszem, hogy malac röfögött az ajtóhoz kötve!
Egy-egy cigányviskóban két-három nemzedék élt együtt. A rossz táplálkozás és ápolatlanság miatt a 35-40 évesek már lerobbant öregeknek tűntek, s a roma szokások következtében unokák és dédunokák nyüzsögtek mellettük. A felnőttek „családi élete” a szűkebb közösség nyilvánossága előtt zajlott, cigány nebulóink szexuális felvilágosultsága ezért feleslegessé tette az ilyen irányú osztályfőnöki nevelést.
A lányok roma hagyományok szerint már 12–14 évesen összeálltak valamelyik szinte hasonló korú fiúval, s mert a terhesség elleni védekezés fogalmát nem ismerték, tizenévesen szülték első, majd következő gyermekeiket. Nem volt ritka a 15-16 esztendős családapa, mellette a 14 éves feleség, s ez a pár alig másfél évtized múlva már az unokáit istápolhatta. Tessék csak tovább számolni: úgy 42–45 évesen már a dédunokák is megszülettek, és az addigi nyomor hatványozódott.
Munkakönyves állása alig néhány roma férfinak volt. Utcaseprő, rakodómunkás, építkezéseken szakképzetlen segédmunkás – ez volt a legtöbb, amit egy egészséges és dolgozni szándékozó roma férfi elképzelhetett magának. De ebből a „dolgozni vágyó” kategóriából alig-alig akadt néhány. S ha vállalatoknál a káderosztályon jelentkeztek, még azok többségét is eltanácsolták. A cigánysággal szembeni előítéleteket még az úgynevezett sokoldalúan fejlett szocialista társadalom sem tudta kiküszöbölni…
Hogy akkor miből éltek? A szerencsésebbje alkalmi munkákat vállalt, és ha bevált, s nem volt ragadós a keze, akkor remélhette, hogy gyakrabban foglalkoztatják. A többség ócskázott, seftelt, színesfémeket, vasat, üveget gyűjtött, és állandó szállítója lett a DAC-nak, az újrahasznosítható anyagokat begyűjtő vállalatnak.
Ebből a kenyérkereseti forrásból a nők is kivették részüket, a gyerekhad pedig rendszerint magára maradt. A legkisebbekre a nagyobb lánykák vigyáztak, a fiúgyermekek pedig már 4-5 évesen apjuktól lesték el az élet tudományát. Iskolaköteles kortól pedig a Cinka Pannán lévő elemi iskola padjaiba kerültek.
A négyosztályos elemi két tantermében váltásban folyt a tanítás. Az összeírások szerinti létszám megengedte a négy külön osztály alakítását, de a tömeges hiányzások miatt gyakran még egy osztályra való sem gyűlt össze egy-egy tanítási napon. A tanítónők tehát első feladatként ébresztették és „begyűjtötték” kis tanítványaikat. Az esetek többségében „segítőkész” szülőkre találtak, akik a pedagógus láttán tettetett szigorral zavarták iskolába a lurkókat, de jócskán akadt arra is példa, hogy nem nyitottak ajtót a tanítónőknek vagy elzavarták őket. „Terelő munkájukat” a Cinka Panna-telepi iskolaszolga, Lakatos Sándor könnyítette meg. Közéjük tartozott, munkakönyves állása miatt respektálták. Fiait tisztán öltöztette, példaként járatta iskolába, segítségére mindig lehetett számítani.
Ingyenes tankönyveket az állam adott, de a táskát, a füzeteket és íróeszközöket a szülőknek kellett volna beszerezniük. Néhány család eleget tett ennek az elvárásnak, de a cigányiskola kisdiákjainak zöme minden segédeszköz nélkül ült a padokba. Az élelmes tanítónők a felső (V–VII. osztályos) tagozatról kaptak segítséget, a régi dolgozatfüzetek üres lapjait varrták össze és osztották ki. Hogy a tankönyveket, füzeteket, ceruzákat ne veszítsék el, tanítás után a szekrénybe zárták, és másnap reggel osztották ki a kis tulajdonosaiknak. Otthon úgysem tanultak, házi feladatokról szó sem lehetett.
A betűvetés és a számolás alapműveleteit előbb-utóbb megtanulták a gyermekek, ha nem egy, akkor két év alatt járták ki az osztályt, amíg a törvény megengedte. Ugyanis a nagyokosok a minisztériumban kitalálták, hogy nincs többet osztályismétlés! A megyénél pedig, hogy végrehajtsák az utasításokat, még rátettek egy lapáttal az intézkedésre, és a pótvizsgára buktatást is csak rendkívüli esetekben vették tudomásul.
Mit is tehetett volna a szegény tanítónő? Hogy elkerülje a kellemetlenségeket, már a jelenlétért átmenő osztályzatot adott (!), s évharmadok végén az ötöst mindenki „kiérdemelte”. Ennek pedig az lett a következménye, hogy az V. osztályba félanalfabéták vagy teljesen írástudatlanok is kötelező módon bekerültek!
Most kezdődött a tanárok igazi megpróbáltatása. Az V–VII. osztályokba ugyanis a vasúti sorompón túli körzet és a Tokaji-telep minden IV. osztályt végzett magyar iskolaköteles tanulója bekerült, s a szülők csak kénytelen-kelletlen vették tudomásul, hogy a cigányokkal együtt járnak gyermekeik. Bár igyekeztünk mindenfajta megkülönböztetést kerülni, őket külön padokba kellett ültetni, már csak azért is, mert a kevés kivételtől eltekintve, tetvesen, mosdatlanul, koszos ruhában jöttek (ha jöttek!) iskolába. Eleinte hetenként háromszor, majd ritkábban az iskolai egészségügyi nővér végzett kötelező ellenőrzéseket. Ahol serkét vagy tetűt talált, ott ellenszerekkel tisztított, fertőtlenített, de a legjobbnak a petróleumos kezelés bizonyult. Ha már az sem segített, a fiúkat kopaszra nyíratták, a lányokat pedig rövid hajviseletre kötelezték.
A szülők, hogy elkerüljék a nyilvános megszégyenítést, a „petrol-kúrát” már otthon alkalmazták, és reggelente a gyér cigányjelenlét ellenére is olyan „illatfelhő” fogadta a tanárt, mintha egy olajsejkség szondaerdejébe tévedt volna.
Minden kényszerítés, a szinte biztos év végi átmenő bizonyítvány ellenére, az V. osztályba bekerülő cigánygyermekek zöme nem jutott el a végzős VII.-ig, később a kötelező VIII. osztályig. Az 1. számú általánosban töltött két évtizedem alatt több osztályt vezettem végig, de az induló 10-15 cigányból három-négynél több egyikben sem végezte el az általános iskolai VII. osztályt.
Nagy volt a lemorzsolódás. A nagyobbacska lányok „férjhez mentek", összeálltak valamelyik suhanccal, eszük nem a tanuláson járt, de arra is volt példa, hogy 12-13 évesen teherbe estek, és nem engedhettük őket az osztályközösségbe. A fiúk pedig elcsavarogtak, bandákba verődtek, néha a körzeti rendőr nyomozott egyikük-másikuk után, és többen, ha reggel el is indultak, az iskolába már nem érkeztek meg. Apropó, rendőrség: állandó ellenőrzéseiknek egyik oka a romák közti bűnözők magas aránya volt. Alig akadt a Cinka Pannán olyan família, amelynek valamelyik tagja már ne ült volna börtönben vagy nem éppen akkor töltötte büntetését.
A következetesség elvét a cigány és magyar „vegyes” osztályokban nem lehetett érvényesíteni. A tanítás színvonala is csökkent, hiszen a hátrányosabb helyzetű roma készületlenül érkezett, házi feladatait nem végezte el, vagy – és ez volt a jobbik eset – lemásolta, a magyarázatokat nem tudta követni. Igazságtalannak éreztem magamat, amikor a romának ötöst adtam olyan harapófogóval kigyötört válaszra vagy a szájába adott feleletre, melyet magyar társai esetében hármassal vagy négyessel jutalmaztam.
Lényegében csak azok a romák ismételtek osztályt, akiknek az ábrázatját sem láttuk évharmadokon át. Ugyanis a beiskolázás kötelező volt (!), a beiskolázatlanok magas száma miatt az igazgatóságot vonták felelősségre, és ezért inkább engedték, hogy mulasztásaik ellenére zárjuk le és buktassuk meg azokat a romákat, akik csak hírből tudtak az iskoláról…
Egy minden tekintetben képmutató rendszer a tanügyre is érvényes „szellemiségének" elvárásaival nyomta rá bélyegét itt a tanításra.
A túlzott szigorúsággal, a kicsikart „tekintéllyel” semmit sem lehetett velük elérni. A büntetéseket közönnyel vették tudomásul, de az apró dicséretért is hálásak voltak. Kevés pedagógus találta meg a feléjük vezető utat. Természetrajztanárnőnk, Roşescuné Hubay Erzsike (Hubay Miklós, a kiváló drámaíró nővére) jóságos igyekezete ellenére is kudarcot vallott velük, engedékenységével visszaéltek, néha sírva jött ki osztályából. Kezdő fiatal történelemtanárunk sem boldogult velük. Még vele is előfordult, hogy tehetetlenül lépett ki az osztályteremből és igazgatói segítséggel tért vissza az órára! Legjobban Fehér László kollégánkat, a rajztanárt respektálták. Nem hazudtolta meg hírét (ifjúkorában katonatiszt volt), katonás fegyelmezettséget követelt meg, ha felemelte szavát, lapított az osztály. Amikor ő volt a soros a „terepmunkán” – értsd: az iskolába terelésben –, mindenki gyorsan szedte az irháját. Nekem sem volt sok bajom velük. Megértést tanúsítva, de a szigorúságot sem mellőzve a többiekkel egyenrangú félként kezeltem őket, és szüleikkel együtt értékelték ezt a hozzáállást.
Két iskolai tevékenységet azonban kedveltek a kis romák. Mindkettő osztályon kívül zajlott. A tornaórákat a kötelező gyakorlatok utáni labdajátékokért, elsősorban a fociért, melyet igazi futball-labdával és a hatalmas udvaron kialakított pályán, méretükre szabott kapuk között játszottak, és ha a csengetés esetleg félbeszakította a mérkőzéseket, órák után folytatódott a csata. Bár ezt a túlórázást nem nagyon kedvelte az iskola vezetősége, gyakran szemet hunyt felette. A másik szimpatizált aktivitást a gyakorlati órák jelentették. Város peremén húzódó iskolánkban mezőgazdasági gyakorlatot végeztek a tanulók, hatalmas zöldségeskertben tavasztól őszig minden munkafolyamatot maguk végeztek, s a termés betakarítása is feladataik közé tartozott. A kertben számos gyümölcsfa volt, ezeket a tantárgy „őskorában” Fehér Laci ültette és gondozta, finom almafajták, köztük a legjobban termő golden, feketeribizli-bokrok, egy-két cseresznyefa és körtefa, különösen a „szezonban", a diákok részéről megkülönböztetett figyelemnek örvendett. Az vessen rájuk követ, ki gyermekkorában alkalomadtán nem tévelyedett ilyen csínytevésekre…
Az iskolavezetés, hogy mentse, ami menthető, hiszen a mezőgazdasági gyakorlat értékesítési terv teljesítését is megkövetelte (!), gyümölcsszezon idején éjjeliőröket alkalmazott, több-kevesebb sikerrel. Amit végül sikerült betakarítani és leszedni, abból a tantestület kedvezményes áron vásárolhatott, a többit is a környéken értékesítették. A magyar tagozaton a mezőgazdasági gyakorlat óráit Hubay Erzsike vezette. Itt már jobban boldogult a romákkal, akik ugyan hazulról hozott beidegződéssel a fizikai munkát nemigen kedvelték, de inkább választották a tankönyv és a feleltetések helyett.
Az előzőkben felvázolt állapotok hosszú-hosszú évekre jellemző módon állandósultak.
A Cinka Panna-telep azonban lebontásra ítéltetett! A városvezetés rábólintott a telepet körbezáró vállalatok területfejlesztési igényére, a telep velencei állomással határos hátsó részére átköltöztették a Combustibil tűzifa- és szénlerakatát, és ezzel egy időben a Gutenberg utca tájékán két cigányblokk építése kezdődött meg.
A város vezetői és a rendőrség változtatásokat indokló érvelései között az is szerepelt, hogy meg akarják szüntetni a bűnözés melegágyát, ezért bontják le a nyomornegyedet. Szó, ami szó, a statisztikai adatok őket igazolták. A telep cigánysága közül minden harmadik-negyedik felnőtt korú polgár büntetett előéletű volt, vagy éppen kiszabott hónapjait, éveit töltötte börtönben, s a fiatalkorúak között is sokan kerültek szembe a törvénnyel. A társadalomba való beilleszkedés jelszavával is érveltek, de ennek ellentmondott a gettó jellegű tömbházi cigányközösség erőltetett létrehozása.
Esztendő múlva költöztek be oda az első lakók. A kis komfort nélküli lakásokba ismét két-három generáció zsúfolódott be, és a civilizált körülmények számukra szokatlan környezetét régi szokásaikkal tették förtelmessé. Eldugultak a toalettek, a kitört ablaküvegeket nem pótolták, a víz- és villanyáram-szolgáltatás ellenértékét nem fizették ki, és a szűk térbe egymás mellé szorított családok között gyakoriak voltak a tettlegességbe torkolló veszekedések. Amikor a villanyórákat kikapcsolta az illetékes intézmény, utcai vezetékről lopták az áramot. Azzal főztek, melegítettek, hatalmas veszteséget okozva az Elektromossági Vállalatnak. Az életveszélyes improvizációknak néhány áramütéses áldozatuk is volt, de ez nem riasztotta el e cigánygettó lakóit a további áramszükségletek megszerzésének illegális gyakorlatától. Tehették, mert oda bizony sem ellenőr, sem rendőr nem merészkedett be. Az első inspektorokat hangoskodással, életveszélyes fenyegetésekkel űzték el és élték „társadalom a társadalmon belüli" megszokott életüket.
A Cinka Panna viskóit pedig buldózerekkel tették a földdel egyenlővé. Várad e szégyenfoltja eltűnt a nemzetközi műúton haladó idegen forgalom szeme elől, de a lényeges romaproblémák nem oldódtak meg.
Igaz, nekünk tanügyieknek valamivel könnyebb lett a dolgunk, nem kellett a sártengeren átgázolva lakásról lakásra kopogtatni, elég volt az alant váróknak néhány gyermeket végigszaladtatni az emeleteken és felébresztetni a hétalvókat, de a beiskoláztatás továbbra is állandó gond maradt.
Sokat, nagyon sokat tudnék Cinka Panná-sokkal kapcsolatos történésekről mesélni. A mindenki által tudott dolgok a sajtó számára tabutémát jelentettek, de ma is kényes területe ez a publicisztikának. Amikor a hetvenes esztendők enyhülési folyamata kezdődött, előzetes egyeztetés alapján A Hét számára készítettem el egy közel 180 soros tényfeltáró, dokumentum jellegű írást a jelzett állapotokról. Azonban a cenzúra kidobta cikkemet a már megszerkesztett lapszámból. Amikor érdeklődtem az írásom sorsa felől, a főszerkesztő Huszár Sándor levelezőlapon küldte pár soros válaszát: „Cikked ólomba szedve várja a feltámadást!” Ugye nem is kell mondanom, a feltámadás nem következett be…
Későbbi elégtételt jelentettek, jelentenek volt cigány tanítványaimmal való alkalmi találkozásaim. Felnőtt korba cseperedtek, többgyermekes családapák, családanyák lettek, s talán illendőségből, talán meggyőződéssel köszönik meg az egykori iskolás évek során szerzett minimális tudást. És mindig nagy örömmel köszöntenek, amikor észrevesznek. A minap az egyik utcaseprő cigányasszony állított meg: „Tetszik emlékezni még rám?” – Valami derengett előttem, de a 25-30 évvel ezelőtt látott arcok emlékezetemben összemosódtak, hirtelen nem tudtam, kiről van szó. „Én vagyok az M. Gizi – emlékeztetett, majd így folytatta: – Milyen jó volt a tanár elvtársnál. Mindig ehettünk az óra alatt…!"
Ez lett volna a legemlékezetesebb élménye? Sokszor már annyira elfásultunk a cigány tanulóinkkal folytatott szélmalomharcban, hogy ilyesmit szóvá sem tettünk! Ilyen pillanatkép ugrott be M. Gizinek a találkozáskor. Nem ábrándítottam ki. De hogy a magyarórák emléke csak ennyit jelentett számára, azt kénytelen-kelletlen vettem tudomásul. Mások valamivel többre vitték az utcaseprői foglalkozásnál. Akad köztük szemetes, rakodómunkás, sőt egyikük-másikuk szakmát is tanult. A tehetségesebbek sorából muzsikusok is kikerültek, ám egyetemi diplomát egyetlen váradi cigány sem szerzett soraikból.
*
Volt egyszer egy Cinka Panna. A múlt idő így igaz. De hogy a cigánykérdés a város illetékeseinek minden erőfeszítése ellenére megoldatlan maradt, az is valóság. Hogy közelebbről láttam be világukba és róluk szóló számtalan élettapasztalattal gazdagodtam, az tagadhatatlan.
Indig Ottó irodalomtörténész, kritikus, nyugalmazott egyetemi tanár (Gyertyámos, Temes m., 1936). A kolozsvári egyetemen szerzett magyartanári diplomát (1975), a tanügyben dolgozott 1990-ig, majd szerkesztőként, publicistaként nagyváradi lapoknál. A filológia doktora. Tíz kötete jelent meg, legutóbb a Kemény szavak kövével (Convex Kiadó, 2001).
Sassy János,
orvosdoktor, közkórházi orvos, szül. 1856. márcz. 13. Balassa-Gyarmaton (Nógrádm.); gymnasiumi tanulmányait Losonczon kezdte és Miskolczon végezte; innét a pesti egyetemre menve az orvosi tudományokat hallgatta s 1878-ban nyert orvosdoktori oklevelet. Miskolczon 1882 óta működik mint közkórházi orvos.
Szakczikkeket írt orvostanhallgató korában a Gyógyászatba (1873. A hószám s annak befolyása a nőnemre, A hószámot kisérő tünetek és változásokról); szépirodalmiakat a «Fővárosi tárczák» cz. a Miskolczba (1876-1883-ig); egyidejűleg munkatársa volt 1880-tól a Borsodmegyei Lapoknak. Czikkei a Természettudományi Közlönyben (1890. A kórházak vasárnapja, 1897. A csiki jódos sósforrások); a Képes Családi Lapokban (1893. Képzelődés és idegesség).
Munkái:
1. Közkórházaink működése. Évi jelentések alapján. Bpest, 1894. (Különny. a Gyógyászatból.)
2. Csiz jod- és bromfürdő. U. ott, 1898.
3. A görvélykór és annak balneotheraiája. U. ott, 1900. (Különny. a Gyógyászatból.)
4. Perlekedési téboly. Törvényszéki elmekórtani tanulmány. U. ott, 1900. (Különny. a Gyógyászatból.)
Álnevei: Alfréd (szépirodalmi czikkeinél) és Titus Andronicus
Miskolcz 1882. 67. sz.
Borsodmegyei Lapok 1884. 70. sz.
Petrik, M. Könyvészet 1886-1900. és önéletrajzi adatok.
mek.niif.hu/03600/03630/html/s/s22778.htm
...
ORVOSI TUDOMÁNY ÉS MŰVÉSZET. A Budapesti Orvosi Körben tartott előadás dr. Sassy Jánostól. Külön nyomatott a "Gyógyászat" 1907. évi számaiból. Budapest, 1907.
Külföldön már elég terjedelmes irodalma van a műtörténelem azon bízvást úgy mondhatjuk: legmodernebb ágának, amelyben egyes tudományok mívelői s különböző élethivatások képviselői a maguk szempontjából vizsgálják a művészet nagy mestereinek alkotásait. Nemrégiben a Művészet hasábjain is ismertettünk egy igen tanulságos könyvet, amelyben egy német botanikus a németalföldi és olasz festők munkáit tudományága szempontjából vizsgálta s a művészetre, a növénytan történetére és a természet kedvelőire nézve egyaránt érdekes tanulságokat vont le régi mesterek vásznain űzött botanizálásából.
A külföldi orvosi irodalomban gyakran történik hivatkozás régi nagy mesterek festményeire. Nálunk, tudtunk-kal, Sassy János dr. foglalkozott először pathológiai szempontból a művészet emlékeivel. "Poklosok a művészetben" című cikke a Gyógyászatban 1902-ben jelent meg. Ebben főleg Holbein és Dürer alkotásait méltatja az ezekben ábrázolt alakok betegségének pathológiai szempontból hű s szinte az akkori orvosi tudományt is meghaladó pontos visszatükröztetését. Hasonló a tárgya most megjelent felolvasásának. Ebben azonban a modern művészetre is kiterjedt, kiemelve ennek minden mozzanatát, amely az orvosi tudománnyal kapcsolatba hozható Igen érdekes például, amikor egy fiatal Gauguinistánkról, akinek szemét megvizsgálnia alkalma volt, azt konstatálja, hogy szertelen eredetieskedése látási zavarokban gyökerezik. Ha e speciális esetet fiatal óriásainkkal szemben általánosítani nem is óhajtjuk, örömmel veszünk tudomást Sassy dr. művészeti irányú munkálkodásáról. Művészetünk iránt, a művészeken és műkritikusokon kívül, ma még oly kevesen érdeklődnek nálunk igazán, hogy őszinte elismeréssel kell szólnunk mindenkiről, aki a maga hivatása körében igyekszik képek, szobrok iránt figyelmet kelteni. Különösen akkor, ha ezt a művészetben való akkora járatossággal és oly sok jóízléssel teszi, mint Sassy dr., Miskolc tudós orvosa.
www.mke.hu/lyka/07/060-072-kronika.htm
*****
újabb kép a "pirosceruzás" gyűjteményből
Verzó
SZINAY és TÁRSA
MISKOLCZON
a
megyeház közelében.
emberarcú napsugaras verzó, mint Gondyék korai képein!!!
pl: www.flickr.com/photos/23912178@N08/3563377453/
*****
rokonai lehetnek?
SAssy Attila
Miskolc,1880 - Budapest,1967 - Tanulmányait Budapesten, Münchenben és Párizsban végezte. Szoros kapcsolatban állt a századelő irodalmi életének szereplőivel, grafikai munkásságának nagy részét illusztrációk teszik ki. Az Aiglon művésznevet használta.
szuggesztív önarcképe
rippl-ronai.hu/fitpic.html?/images/mutargy/10929/1.h500.jpg
Sassy Csaba
(Miskolc, 1884. jan. 26. - Pécs, 1960. jún. 23.): költő, újságíró. 1903- tól mint újságíró különböző lapoknál dolgozott, 1907 - 14 között a Felsőmagyarországi Reggeli Hírlap, 1915 - 18 között a 28-as újság c. szatirikus riportlapnak, a Csirip c. élclapnak stb., 1920-tól a Miskolci Szemle és más helyi időszaki lapok felelős szerk.-je. Költeményei 1909-ben jelentek meg Kaffka Margit, Reichard Piroska verseivel közös antológiában (Heten vagyunk). - F. m. Futó csillagok (versek, Miskolc, 1904); A cigánysorról (versek, Miskolc, 1910); A csíki határszélről (versek, Miskolc, 1918); Háborús napló 1915 - 1918 (I - II., Miskolc, 1930 - 31); 28-as könyv (napló, Miskolc, 1940).
We especially need to help improve the health and rights of those* who find it difficult to access services due to the high levels of stigma, discrimination, and in some cases, the fear of arrest.
* men who have sex with men, sex workers and children who are exploited for sex, people who use drugs, transgender people, as well as young women and men living with HIV
© International HIV/AIDS Alliance
Grave of Réka (Justa Grata Honoria), wife of Emperor Atilla. Rika creek (at Hegyestető), Vargyas, Székely Land. Taken by Bányai János photographer.
Réka királyné sírja. Vargyas, a Rika patak mellett. Székelyföld. Bányai János felvétele. Forrás (kép): Réka királyné sírja www.vargyas.ro/index.php/mondak-legendak/100-reka-kiralyn... Székelyföld hagyománya szerint Atilla nagykirály (imperátor) rendszerint a Rika erdejében pihent meg, a Székelyföldön. A mai Vargyason, a Hegyestetõn hatalmas vára volt. Ott lakott a felesége is, Réka királynõ (Justa Grata Honoria római hercegnő), és három fia. Egyszer a királyné befogatott hat tüzes csikót a hintójába, a szélnél is sebesebben hajtatott át a Rika erdején. Amikor a Bikás hegyen vágtattak a csikók, hirtelen-váratlan egy megvadult bika száguldott szembe velük. A paripák megriadtak, félre ugrottak, a hintó felfordult. Réka királyné beleesett a Rika patakjába, s ott halt meg szörnyû halálnak halálával. Felkeredtek a népek mindenfelõl, jöttek a nagy királyné temetésére, hogy lássák még egyszer. Három napig volt kiterítve a királyné. A negyedik napon volt a temetés, de a gyászoló gyülekezetnek el kellett távolodnia a Rika erdejébõl. Nem volt szabad látniuk, hogy hova temetik el Réka királynét. Hármas koporsóba zárták Réka királyné holttestét; színarany volt a belsõ, ezüst a középsõ, vas a külsõ. Aztán négy rabszolga a vállára vette, a várból levitte a Rika patak partjára. Ott egy feneketlen mély gödörbe eresztettek a koporsót s ráhengerítettek egy nagy mészkövet. Attila a temetést a varból nézte végig, s szeme láttára ereszkedett kardjába mind a négy rabszolga. Így Atillán kívül senki más tanúja nem maradt annak, hova temettek a királynét. Az a nagy kõ, amely alá a királynét temették, meg most is ott hever a Rika patak partján. Senki lélek nem háborítja a királyné nyugalmat.
Forrás: Bányai János emlékszoba www.hrmuzeum.ro/banyai-janos-emlekszoba
Bányai János:
Kutató, tudós, eminens szakember, a Székelyföld nagy ismerője, a Hargita és környékének hűséges fia, kiváló előadó és széleskörű népművelő.
1886 november 6-án született Kézdivásárhelyen. Elemi és polgári iskolái után a kolozsvári tanítóképzőt és a budapesti Pedagógiai Főiskolát végzi el.
1908-ban Abrudbányán természettudományokat tanít. Itt mint iskolaszervező iskolai múzeum alapító tűnik ki.
1912-13-as tanévben külföldi tanulmányúton vesz részt. (Jéna, berlini Bányászakadémia)
1913-ban, majd 1921-ben felkérik a budapesti, illetve a bukaresti Földtani Intézet külső munkatársának.
1914-ben Konstantinápolyban ajánlanak fel állást neki, majd 1916-ban a budapesti Tanszermúzeum titkárának hívják.
Tanít a kevevári polgári iskolában, megszervezi a székelyudvarhelyi állami középiskolát, a katolikus főgimnázium, a református tanítóképző múzeumait, a székelykeresztúri állami tanítóképző, kézdivásárhelyi, zalatnai polgáriskolák szertárait rendezi.
1926-ban a kaliforniai Hopkins Marine Stationnál az ottani sós vizeket tanulmányozza.
1927-ben a Magyar Földrajzi Társaság meghívottja.
1929-ben a Magyar Természettudományi Társulat „Bugat”-féle nagydíjjal tünteti ki a Korondi aragonit terület geológiai viszonyai című munkájáért.
1931-ben Székelyudvarhelyre kerül, ahol tanári munkássága mellett geológiai tevékenységet folytat és az Orbán Balázsi szellemi vonulatot követő, Székelyföldet és népét ismertető, 14 évfolyamot megért Székelység főszerkesztője lesz.
Bányai János eredeti kutatásainak száma önálló munkaként meghaladja a 100-at, népszerűsítő, s eredeti adatokkal megalapozott dolgozatai száma 500-on felül van.
1940-ben beveszik a Földtani Társulat tagjai közé.
1941-től a Kelet-erdélyi és Székelyföldi Fürdőszövetség alelnöke és az Orbán Balázs Borvízkutató Intézet szervezője.
1947-ben elvállalja a székelyföldi vasércek kutatását. (Magyar Autonóm Tartomány hasznosítható ásványkincsei)
1965-ben a Magyar Földtani Társulat arany diplomával tünteti ki a tudományban és a népek közötti barátságért való tevékenységéért. Hat évtizedes tudományos kutatói tevékenységét a földtani kutató munka, a szénhidrogének kutatása, mérnökgeológiai vizsgálódások, ásványtani elemzések, kedvenc témáját jelentő érctelérek metallográfiai mikrokémiai vizsgálata töltötte ki. 1974-ben a Művelődés hasábjain Bányai János tudományos hagyatékát felmérő Vofkori László szerint fő jellemvonása a szorgalom, tudományszeretet, hivalkodásmentes magatartás, fáradhatatlanság ismeretei gyarapításában, szelídség, igazi baráti állhatatosság emberség, az előadók iránti tiszteletadás.
Foglalkoztatja a botanika, a paleobotanika, az ökológia, a turisztika, a közegészségügy, a gyógyfürdő kezelés, a politika és minden, ami közérdek. Nem ritkák az oktatástani és neveléstudományi vonatkozású írásai sem.
A Botanikai-, a Földrajzi-, az Orvostudományi Közleményben, a Hidrológiai-, Természettudományi-, Földtani-, Turisztikai Közlönyben, az Erdélyi Irodalmi-, a Magyar Népegészségügyi Szemlében, az Erdélyi Múzeumban, a Pásztortűzben, a Vasárnapi Újságban, a Székely Újságban
Megjelenik hetenként egyszer egy nagy negyedrétü iven a VASÁRNAPI UJSÁG. Uj népszerü vállalat.
(Minden lapban legalább egy fametszés!)
Mik egy néplap kellékei? Az, hogy érdekes legyen. Az, hogy hasznos legyen. És az, hogy olcsó legyen.
Ime vállalatunkról bizton hisszük elmondhatni, hogy mind e három tulajdonnal birni fog. Ugy intézkedtünk, hogy legjobb iróink irják, hogy tartalma széles ismeretgazdagságot foglaljon magában, és egész félévi előfizetési ára EGY PENGŐ FORINT legyen.
Alólirt felelős szerkesztő mellett, mint főmunkatársat JÓKAI MÓRT mutathatjuk be, kik e népszerü vállalat számára a magyar irodalomnak e téren legelismertebb bajnokait leendnek képesek egyesiteni. S e meggyőződésben kezeskedni merünk, hogy a mit lapunk hasábjain nyujtani fognak, érdekes, ismeretterjesztő, miveltető olvasmány lesz. A népet - mellynek pártolására számitunk - nem nézzük öntudatlan nyers tömegnek, mellynek jó indulatát üres szemfényvesztések által szabad kizsákmányolni, hanem látjuk benne amaz ép, józan fajt, mellynek megvannak nemesebb vágyai s tiszteletreméltó érzelmei. Azon népet látjuk magunk előtt, melly hogyha ezentul is élni akar, ezt csak ismeretek és mivelődés árán válthatjuk meg.
PÁKH ALBERT felelős szerkesztő.
Nyomtatja és kiadja Landerer és Heckenast,
Egyetem-utcza, 4. szám, Pesten.
On 7 May 2018, a high-level delegation of the African Union Peace and Security Council started a two-day visit to Darfur
to assess the security situation in the region. The mission had talks with government officials, UNAMID leadership,
representatives of displaced persons and visited Sortony, in North Darfur. In the photo, the head of the delegation,
Ambassador Hope Tumukunde, of Rwanda, speaks to the press after meeting the Deputy Wali (Governor) of North Darfur, Mohammad Brima Hasab Al Nabi (left). Photo by Ismail Amin, UNAMID.
Megjelenik hetenként egyszer egy nagy negyedrétü iven a VASÁRNAPI UJSÁG. Uj népszerü vállalat.
(Minden lapban legalább egy fametszés!)
Mik egy néplap kellékei? Az, hogy érdekes legyen. Az, hogy hasznos legyen. És az, hogy olcsó legyen.
Ime vállalatunkról bizton hisszük elmondhatni, hogy mind e három tulajdonnal birni fog. Ugy intézkedtünk, hogy legjobb iróink irják, hogy tartalma széles ismeretgazdagságot foglaljon magában, és egész félévi előfizetési ára EGY PENGŐ FORINT legyen.
Alólirt felelős szerkesztő mellett, mint főmunkatársat JÓKAI MÓRT mutathatjuk be, kik e népszerü vállalat számára a magyar irodalomnak e téren legelismertebb bajnokait leendnek képesek egyesiteni. S e meggyőződésben kezeskedni merünk, hogy a mit lapunk hasábjain nyujtani fognak, érdekes, ismeretterjesztő, miveltető olvasmány lesz. A népet - mellynek pártolására számitunk - nem nézzük öntudatlan nyers tömegnek, mellynek jó indulatát üres szemfényvesztések által szabad kizsákmányolni, hanem látjuk benne amaz ép, józan fajt, mellynek megvannak nemesebb vágyai s tiszteletreméltó érzelmei. Azon népet látjuk magunk előtt, melly hogyha ezentul is élni akar, ezt csak ismeretek és mivelődés árán válthatjuk meg.
PÁKH ALBERT felelős szerkesztő.
Nyomtatja és kiadja Landerer és Heckenast,
Egyetem-utcza, 4. szám, Pesten.
Hozzávalók 35 fő részére
14 kg darabolt csülök
3 kg darabolt köröm
kiló húsonként egy fej vöröshagyma (ez most 1,8 kg volt)
15 dkg mangalica zsír
5 púpozott ek édesnemes pirospaprika
1 fej zúzott fokhagyma
5 db nagy paradicsom
5 db zöldpaprika
1 üveg darált paprika krém
4 db babérlevél
2 kanál őrölt csípős pirospaprika,
10 db kerek csípős paprika
fél liter száraz vörösbor
só szükség szerint
1 ek őrölt kömény
A recept úgy kezdődne, hogy: „a csülköt megtisztítom és bőrével együtt akkora kockákra vágom, mint a sertéspörkölt készítéshez”, de ezt a fázist megúsztam, mert a hentestől már bográcskész, kockázott csülök és darabolt köröm érkezett. (Köszönet érte Japinak!)
A bográcsot a zsírral vastagon kikenem, majd lassan, kis tűzön üvegesre pirítom rajta a hagymát. Hozzáadom a húst és a bográcsot rázogatva a húsdarabok fehéredéséig pirítom, majd annyi vízzel öntöm fel, amennyi jól ellepi. Belerakom a megmosott paradicsomokat egyben, így később, ha megfőttek a héjuk kivehető a bográcsból. Hozzáadom a felszeletelt zöldpaprikát, meghintem a fűszerekkel és lassan rotyogtatva, bográcsot rázogatva főzöm 2,5-3 órát, ezalatt a segítőkkel – melyek ilyenkor feltétlen szükségesek – lehet annekdotázni és sörözgetni, vagy borozgatni, kóstolgatni. Ha a hús majdnem puha, sózom, hozzáöntöm a vörösbort és addig főzöm a bográcsot folyamatosan pörgetve, mozgatva, amíg a szaftja szépen besűrűsödik.
Sós, köménymagos vízben főtt krumplival és friss kenyérrel, savanyúsággal tálaltuk.
(Úgy is lehet készíteni, hogy a már majdnem puha húshoz teszünk hámozott nyers krumpli hasábot, és kevés vízzel feltöltve, gulyásszerűen megfőzzük, de ezt csak akkor érdemes, ha biztosan elfogy azonnal a pörkölt, mert a maradék így nem fagyasztható.)
Pásztor János Korsós lány (vízmerítő) című szobra a Kossuth téren Hódmezővásárhelyen, a 20. század elején.
Régi képeslapok Kovács Ferenc gyűjteményéből, a 20. század első feléből.
Post cards from Hodmezovasarhely, Hungary, from the first half of the 20th century.
A sokasodó vásárhelyi ártézi kutak egyikét a századfordulón a Kossuth téren, a Fekete Sashoz közel, a Zrínyi utca torkolatában fúrták. A város vezetői érezték, hogy a főtéren levő kút a szokásostól eltérő kiképzést igényel. Ezért megfelelő kútfő, medence és szobor megtervezésével, illetve elkészítésével bízták meg Pásztor Jánost, aki 1908-ban jelentette a tanácsnak, hogy a szobor elkészült, és még ez évben felállításra is került. A szobor eredetileg nem a jelenlegi helyén, hanem ettől mintegy 10 m-re keletre állott, nagy, ovális medence fölött forrástéglákból kiképzett kb. 2 m magas talapzaton. A forrástéglák közéből buggyant elő a víz. E mellett eredetileg két kantával állt a fiatal leányalak. A szobor körül nyomban a leleplezés után élénk vita alakult ki. A Vásárhelyi Reggeli Újságban nem kisebb művész, mint Rudnay Gyula védte meg a szobrot, kiállt a szobor kvalitásai mellett. A Vízmerítőt a Kossuth tér 1950-ben végrehajtott átrendezése alkalmából, a közúti forgalom szabályozása miatt hátrább helyezték. Az új talpazat megtervezésével Kamotsay István fiatal szobrászművészt bízták meg, aki a munka elvégzésébe mesterét, Medgyessy Ferencet is bevonta. Négyzetes hasáb talapzat tetején áll, most már csak egy korsóval karján a női alak. A korsó alatt szabálytalan, kissé sziklára is emlékeztető formációban kiképzett posztamentum, melyen az álló alak a térdét is megtámasztja. A talapzat négy, kisméretű, vízköpő szerepét betöltő kos fejét Medgyessy Ferenc mintázta. Korábbi elhelyezésével szemben a kút és a szobor vesztett monumentális összhatásából, hangsúlyosságából, ugyanakkor a mérleg nyelvét az esztétikai, minőségbeli nyereség oldalára billenti az így nyert egyszerűség, formai rend és tisztaság. Szobrászilag Pásztor a lányalak teltségét, egészségét, fiatalságát lágy, egybefogó felületi mintázással fejezte ki. A bő ruházat jól takarja, és érzékiség nélkül foglalja egybe a test formáit. A parasztlány nyugalmas, kissé elengedett tartása, derűs arca kifejezésre juttatják, hogy az egész napos munka közben a vízmerítés percei a pihenés, a kikapcsolódás kellemes időtöltését jelentették. Végül egy mondat arról is, hogy a szobor az évtizedek során a népnyelvben számos nevet kapott: Vízhordó, Korsós lány, Rézlány, sőt a népi humor 'szűzlány'-ként is emlegette.
Pásztor János Korsós lány (vízmerítő) című szobra a Kossuth téren Hódmezővásárhelyen, a 20. század elején.
Régi képeslapok Kovács Ferenc gyűjteményéből, a 20. század első feléből.
Post cards from Hodmezovasarhely, Hungary, from the first half of the 20th century.
A sokasodó vásárhelyi ártézi kutak egyikét a századfordulón a Kossuth téren, a Fekete Sashoz közel, a Zrínyi utca torkolatában fúrták. A város vezetői érezték, hogy a főtéren levő kút a szokásostól eltérő kiképzést igényel. Ezért megfelelő kútfő, medence és szobor megtervezésével, illetve elkészítésével bízták meg Pásztor Jánost, aki 1908-ban jelentette a tanácsnak, hogy a szobor elkészült, és még ez évben felállításra is került. A szobor eredetileg nem a jelenlegi helyén, hanem ettől mintegy 10 m-re keletre állott, nagy, ovális medence fölött forrástéglákból kiképzett kb. 2 m magas talapzaton. A forrástéglák közéből buggyant elő a víz. E mellett eredetileg két kantával állt a fiatal leányalak. A szobor körül nyomban a leleplezés után élénk vita alakult ki. A Vásárhelyi Reggeli Újságban nem kisebb művész, mint Rudnay Gyula védte meg a szobrot, kiállt a szobor kvalitásai mellett. A Vízmerítőt a Kossuth tér 1950-ben végrehajtott átrendezése alkalmából, a közúti forgalom szabályozása miatt hátrább helyezték. Az új talpazat megtervezésével Kamotsay István fiatal szobrászművészt bízták meg, aki a munka elvégzésébe mesterét, Medgyessy Ferencet is bevonta. Négyzetes hasáb talapzat tetején áll, most már csak egy korsóval karján a női alak. A korsó alatt szabálytalan, kissé sziklára is emlékeztető formációban kiképzett posztamentum, melyen az álló alak a térdét is megtámasztja. A talapzat négy, kisméretű, vízköpő szerepét betöltő kos fejét Medgyessy Ferenc mintázta. Korábbi elhelyezésével szemben a kút és a szobor vesztett monumentális összhatásából, hangsúlyosságából, ugyanakkor a mérleg nyelvét az esztétikai, minőségbeli nyereség oldalára billenti az így nyert egyszerűség, formai rend és tisztaság. Szobrászilag Pásztor a lányalak teltségét, egészségét, fiatalságát lágy, egybefogó felületi mintázással fejezte ki. A bő ruházat jól takarja, és érzékiség nélkül foglalja egybe a test formáit. A parasztlány nyugalmas, kissé elengedett tartása, derűs arca kifejezésre juttatják, hogy az egész napos munka közben a vízmerítés percei a pihenés, a kikapcsolódás kellemes időtöltését jelentették. Végül egy mondat arról is, hogy a szobor az évtizedek során a népnyelvben számos nevet kapott: Vízhordó, Korsós lány, Rézlány, sőt a népi humor 'szűzlány'-ként is emlegette.
Pásztor János Korsós lány (vízmerítő) című szobra a Kossuth téren Hódmezővásárhelyen, a 20. század elején.
Régi képeslapok Kovács Ferenc gyűjteményéből, a 20. század első feléből.
Post cards from Hodmezovasarhely, Hungary, from the first half of the 20th century.
A sokasodó vásárhelyi ártézi kutak egyikét a századfordulón a Kossuth téren, a Fekete Sashoz közel, a Zrínyi utca torkolatában fúrták. A város vezetői érezték, hogy a főtéren levő kút a szokásostól eltérő kiképzést igényel. Ezért megfelelő kútfő, medence és szobor megtervezésével, illetve elkészítésével bízták meg Pásztor Jánost, aki 1908-ban jelentette a tanácsnak, hogy a szobor elkészült, és még ez évben felállításra is került. A szobor eredetileg nem a jelenlegi helyén, hanem ettől mintegy 10 m-re keletre állott, nagy, ovális medence fölött forrástéglákból kiképzett kb. 2 m magas talapzaton. A forrástéglák közéből buggyant elő a víz. E mellett eredetileg két kantával állt a fiatal leányalak. A szobor körül nyomban a leleplezés után élénk vita alakult ki. A Vásárhelyi Reggeli Újságban nem kisebb művész, mint Rudnay Gyula védte meg a szobrot, kiállt a szobor kvalitásai mellett. A Vízmerítőt a Kossuth tér 1950-ben végrehajtott átrendezése alkalmából, a közúti forgalom szabályozása miatt hátrább helyezték. Az új talpazat megtervezésével Kamotsay István fiatal szobrászművészt bízták meg, aki a munka elvégzésébe mesterét, Medgyessy Ferencet is bevonta. Négyzetes hasáb talapzat tetején áll, most már csak egy korsóval karján a női alak. A korsó alatt szabálytalan, kissé sziklára is emlékeztető formációban kiképzett posztamentum, melyen az álló alak a térdét is megtámasztja. A talapzat négy, kisméretű, vízköpő szerepét betöltő kos fejét Medgyessy Ferenc mintázta. Korábbi elhelyezésével szemben a kút és a szobor vesztett monumentális összhatásából, hangsúlyosságából, ugyanakkor a mérleg nyelvét az esztétikai, minőségbeli nyereség oldalára billenti az így nyert egyszerűség, formai rend és tisztaság. Szobrászilag Pásztor a lányalak teltségét, egészségét, fiatalságát lágy, egybefogó felületi mintázással fejezte ki. A bő ruházat jól takarja, és érzékiség nélkül foglalja egybe a test formáit. A parasztlány nyugalmas, kissé elengedett tartása, derűs arca kifejezésre juttatják, hogy az egész napos munka közben a vízmerítés percei a pihenés, a kikapcsolódás kellemes időtöltését jelentették. Végül egy mondat arról is, hogy a szobor az évtizedek során a népnyelvben számos nevet kapott: Vízhordó, Korsós lány, Rézlány, sőt a népi humor 'szűzlány'-ként is emlegette.
Pásztor János Korsós lány (vízmerítő) című szobra a Kossuth téren Hódmezővásárhelyen, a 20. század elején.
Régi képeslapok Kovács Ferenc gyűjteményéből, a 20. század első feléből.
Post cards from Hodmezovasarhely, Hungary, from the first half of the 20th century.
A sokasodó vásárhelyi ártézi kutak egyikét a századfordulón a Kossuth téren, a Fekete Sashoz közel, a Zrínyi utca torkolatában fúrták. A város vezetői érezték, hogy a főtéren levő kút a szokásostól eltérő kiképzést igényel. Ezért megfelelő kútfő, medence és szobor megtervezésével, illetve elkészítésével bízták meg Pásztor Jánost, aki 1908-ban jelentette a tanácsnak, hogy a szobor elkészült, és még ez évben felállításra is került. A szobor eredetileg nem a jelenlegi helyén, hanem ettől mintegy 10 m-re keletre állott, nagy, ovális medence fölött forrástéglákból kiképzett kb. 2 m magas talapzaton. A forrástéglák közéből buggyant elő a víz. E mellett eredetileg két kantával állt a fiatal leányalak. A szobor körül nyomban a leleplezés után élénk vita alakult ki. A Vásárhelyi Reggeli Újságban nem kisebb művész, mint Rudnay Gyula védte meg a szobrot, kiállt a szobor kvalitásai mellett. A Vízmerítőt a Kossuth tér 1950-ben végrehajtott átrendezése alkalmából, a közúti forgalom szabályozása miatt hátrább helyezték. Az új talpazat megtervezésével Kamotsay István fiatal szobrászművészt bízták meg, aki a munka elvégzésébe mesterét, Medgyessy Ferencet is bevonta. Négyzetes hasáb talapzat tetején áll, most már csak egy korsóval karján a női alak. A korsó alatt szabálytalan, kissé sziklára is emlékeztető formációban kiképzett posztamentum, melyen az álló alak a térdét is megtámasztja. A talapzat négy, kisméretű, vízköpő szerepét betöltő kos fejét Medgyessy Ferenc mintázta. Korábbi elhelyezésével szemben a kút és a szobor vesztett monumentális összhatásából, hangsúlyosságából, ugyanakkor a mérleg nyelvét az esztétikai, minőségbeli nyereség oldalára billenti az így nyert egyszerűség, formai rend és tisztaság. Szobrászilag Pásztor a lányalak teltségét, egészségét, fiatalságát lágy, egybefogó felületi mintázással fejezte ki. A bő ruházat jól takarja, és érzékiség nélkül foglalja egybe a test formáit. A parasztlány nyugalmas, kissé elengedett tartása, derűs arca kifejezésre juttatják, hogy az egész napos munka közben a vízmerítés percei a pihenés, a kikapcsolódás kellemes időtöltését jelentették. Végül egy mondat arról is, hogy a szobor az évtizedek során a népnyelvben számos nevet kapott: Vízhordó, Korsós lány, Rézlány, sőt a népi humor 'szűzlány'-ként is emlegette.
Pásztor János Korsós lány (vízmerítő) című szobra a Kossuth téren Hódmezővásárhelyen, a 20. század elején.
Régi képeslapok Kovács Ferenc gyűjteményéből, a 20. század első feléből.
Post cards from Hodmezovasarhely, Hungary, from the first half of the 20th century.
A sokasodó vásárhelyi ártézi kutak egyikét a századfordulón a Kossuth téren, a Fekete Sashoz közel, a Zrínyi utca torkolatában fúrták. A város vezetői érezték, hogy a főtéren levő kút a szokásostól eltérő kiképzést igényel. Ezért megfelelő kútfő, medence és szobor megtervezésével, illetve elkészítésével bízták meg Pásztor Jánost, aki 1908-ban jelentette a tanácsnak, hogy a szobor elkészült, és még ez évben felállításra is került. A szobor eredetileg nem a jelenlegi helyén, hanem ettől mintegy 10 m-re keletre állott, nagy, ovális medence fölött forrástéglákból kiképzett kb. 2 m magas talapzaton. A forrástéglák közéből buggyant elő a víz. E mellett eredetileg két kantával állt a fiatal leányalak. A szobor körül nyomban a leleplezés után élénk vita alakult ki. A Vásárhelyi Reggeli Újságban nem kisebb művész, mint Rudnay Gyula védte meg a szobrot, kiállt a szobor kvalitásai mellett. A Vízmerítőt a Kossuth tér 1950-ben végrehajtott átrendezése alkalmából, a közúti forgalom szabályozása miatt hátrább helyezték. Az új talpazat megtervezésével Kamotsay István fiatal szobrászművészt bízták meg, aki a munka elvégzésébe mesterét, Medgyessy Ferencet is bevonta. Négyzetes hasáb talapzat tetején áll, most már csak egy korsóval karján a női alak. A korsó alatt szabálytalan, kissé sziklára is emlékeztető formációban kiképzett posztamentum, melyen az álló alak a térdét is megtámasztja. A talapzat négy, kisméretű, vízköpő szerepét betöltő kos fejét Medgyessy Ferenc mintázta. Korábbi elhelyezésével szemben a kút és a szobor vesztett monumentális összhatásából, hangsúlyosságából, ugyanakkor a mérleg nyelvét az esztétikai, minőségbeli nyereség oldalára billenti az így nyert egyszerűség, formai rend és tisztaság. Szobrászilag Pásztor a lányalak teltségét, egészségét, fiatalságát lágy, egybefogó felületi mintázással fejezte ki. A bő ruházat jól takarja, és érzékiség nélkül foglalja egybe a test formáit. A parasztlány nyugalmas, kissé elengedett tartása, derűs arca kifejezésre juttatják, hogy az egész napos munka közben a vízmerítés percei a pihenés, a kikapcsolódás kellemes időtöltését jelentették. Végül egy mondat arról is, hogy a szobor az évtizedek során a népnyelvben számos nevet kapott: Vízhordó, Korsós lány, Rézlány, sőt a népi humor 'szűzlány'-ként is emlegette.
Pásztor János Korsós lány (vízmerítő) című szobra a Kossuth téren Hódmezővásárhelyen, a 20. század elején.
Régi képeslapok Kovács Ferenc gyűjteményéből, a 20. század első feléből.
Post cards from Hodmezovasarhely, Hungary, from the first half of the 20th century.
A sokasodó vásárhelyi ártézi kutak egyikét a századfordulón a Kossuth téren, a Fekete Sashoz közel, a Zrínyi utca torkolatában fúrták. A város vezetői érezték, hogy a főtéren levő kút a szokásostól eltérő kiképzést igényel. Ezért megfelelő kútfő, medence és szobor megtervezésével, illetve elkészítésével bízták meg Pásztor Jánost, aki 1908-ban jelentette a tanácsnak, hogy a szobor elkészült, és még ez évben felállításra is került. A szobor eredetileg nem a jelenlegi helyén, hanem ettől mintegy 10 m-re keletre állott, nagy, ovális medence fölött forrástéglákból kiképzett kb. 2 m magas talapzaton. A forrástéglák közéből buggyant elő a víz. E mellett eredetileg két kantával állt a fiatal leányalak. A szobor körül nyomban a leleplezés után élénk vita alakult ki. A Vásárhelyi Reggeli Újságban nem kisebb művész, mint Rudnay Gyula védte meg a szobrot, kiállt a szobor kvalitásai mellett. A Vízmerítőt a Kossuth tér 1950-ben végrehajtott átrendezése alkalmából, a közúti forgalom szabályozása miatt hátrább helyezték. Az új talpazat megtervezésével Kamotsay István fiatal szobrászművészt bízták meg, aki a munka elvégzésébe mesterét, Medgyessy Ferencet is bevonta. Négyzetes hasáb talapzat tetején áll, most már csak egy korsóval karján a női alak. A korsó alatt szabálytalan, kissé sziklára is emlékeztető formációban kiképzett posztamentum, melyen az álló alak a térdét is megtámasztja. A talapzat négy, kisméretű, vízköpő szerepét betöltő kos fejét Medgyessy Ferenc mintázta. Korábbi elhelyezésével szemben a kút és a szobor vesztett monumentális összhatásából, hangsúlyosságából, ugyanakkor a mérleg nyelvét az esztétikai, minőségbeli nyereség oldalára billenti az így nyert egyszerűség, formai rend és tisztaság. Szobrászilag Pásztor a lányalak teltségét, egészségét, fiatalságát lágy, egybefogó felületi mintázással fejezte ki. A bő ruházat jól takarja, és érzékiség nélkül foglalja egybe a test formáit. A parasztlány nyugalmas, kissé elengedett tartása, derűs arca kifejezésre juttatják, hogy az egész napos munka közben a vízmerítés percei a pihenés, a kikapcsolódás kellemes időtöltését jelentették. Végül egy mondat arról is, hogy a szobor az évtizedek során a népnyelvben számos nevet kapott: Vízhordó, Korsós lány, Rézlány, sőt a népi humor 'szűzlány'-ként is emlegette.
Pásztor János Korsós lány (vízmerítő) című szobra a Kossuth téren Hódmezővásárhelyen, a 20. század elején.
Régi képeslapok Kovács Ferenc gyűjteményéből, a 20. század első feléből.
Post cards from Hodmezovasarhely, Hungary, from the first half of the 20th century.
A sokasodó vásárhelyi ártézi kutak egyikét a századfordulón a Kossuth téren, a Fekete Sashoz közel, a Zrínyi utca torkolatában fúrták. A város vezetői érezték, hogy a főtéren levő kút a szokásostól eltérő kiképzést igényel. Ezért megfelelő kútfő, medence és szobor megtervezésével, illetve elkészítésével bízták meg Pásztor Jánost, aki 1908-ban jelentette a tanácsnak, hogy a szobor elkészült, és még ez évben felállításra is került. A szobor eredetileg nem a jelenlegi helyén, hanem ettől mintegy 10 m-re keletre állott, nagy, ovális medence fölött forrástéglákból kiképzett kb. 2 m magas talapzaton. A forrástéglák közéből buggyant elő a víz. E mellett eredetileg két kantával állt a fiatal leányalak. A szobor körül nyomban a leleplezés után élénk vita alakult ki. A Vásárhelyi Reggeli Újságban nem kisebb művész, mint Rudnay Gyula védte meg a szobrot, kiállt a szobor kvalitásai mellett. A Vízmerítőt a Kossuth tér 1950-ben végrehajtott átrendezése alkalmából, a közúti forgalom szabályozása miatt hátrább helyezték. Az új talpazat megtervezésével Kamotsay István fiatal szobrászművészt bízták meg, aki a munka elvégzésébe mesterét, Medgyessy Ferencet is bevonta. Négyzetes hasáb talapzat tetején áll, most már csak egy korsóval karján a női alak. A korsó alatt szabálytalan, kissé sziklára is emlékeztető formációban kiképzett posztamentum, melyen az álló alak a térdét is megtámasztja. A talapzat négy, kisméretű, vízköpő szerepét betöltő kos fejét Medgyessy Ferenc mintázta. Korábbi elhelyezésével szemben a kút és a szobor vesztett monumentális összhatásából, hangsúlyosságából, ugyanakkor a mérleg nyelvét az esztétikai, minőségbeli nyereség oldalára billenti az így nyert egyszerűség, formai rend és tisztaság. Szobrászilag Pásztor a lányalak teltségét, egészségét, fiatalságát lágy, egybefogó felületi mintázással fejezte ki. A bő ruházat jól takarja, és érzékiség nélkül foglalja egybe a test formáit. A parasztlány nyugalmas, kissé elengedett tartása, derűs arca kifejezésre juttatják, hogy az egész napos munka közben a vízmerítés percei a pihenés, a kikapcsolódás kellemes időtöltését jelentették. Végül egy mondat arról is, hogy a szobor az évtizedek során a népnyelvben számos nevet kapott: Vízhordó, Korsós lány, Rézlány, sőt a népi humor 'szűzlány'-ként is emlegette.
forrás: fulltext.lib.unideb.hu/journals/bin/tibi.cgi?fi=dsz&e... ... Debreceni Szemle
Az ismertetést Dr. Korompai Gáborné készítette.
Debreceni Szemle, 1927-1944
A bethleni konszolidáció teremtett kedvező feltételeket ahhoz, hogy 1927-ben Debrecenben a már kialakult tudományos intézményrendszer (főiskola, múzeum, egyetem, tudományos társaság) szellemi tőkéjére alapozva meginulhasson a kor tudományos színvonalán álló helyi folyóirat, a Debreceni Szemle. A egymást követő hónapokban felváltva megjelenő társadalomtudományi illetve természettudományos számokat Hankiss János és Millker Rezső egyetemi tanárok szerkesztették.
A város vezetése teljes mértékben magáénak érezte és támogatta a folyóirat ügyét, amely mögött ott állt a debreceni egyetem és a főleg egyetemi tanárokból alakult tudományos társaság. A szélesebb hatókör igénye tette indokolttá viszonylag magas példányszámban való közreadását.
1927. márciusától, az első szám megjelenésétől 1944. augusztusáig 19 számot adtak közre.
A Debreceni Szemle szerzői elsősorban debreceni egyetemi oktatók, középiskolai tanárok, szakírók, vidéken dolgozó értelmiségiek, néhány országos hírű tudós, író.
Külföldi szerző csak elvétve jelentkezett. A helyi és külső szerzők egy szűkebb csoportja rendszeresen közölt tanulmányokat, cikkeket, recenziókat és tudományos híreket. Ehhez a szűkebb csoporthoz tartoztak maguk a szerkesztők, továbbá Hankó Béla, Hoffer András, Kanabé Dezső, Kardos Albert, Márton Béla, Soó Rezső, Szilády Zoltán, Szondy György, Zsigmond Ferenc, valamint a tudományos pályáján akkoriban induló Berényi Dénes (meteorológus) és Mendöl Tibor. A környék vidéki értelmiségét képviselte Igmándy József és Molnár József. Távolabb élő szakírók közül csatlakozott Gaál István és Kolosváry Gábor.
Az állandó munkatársak többsége természettudományos érdeklődésű volt, rajtuk kívül Anghy Csaba, Aujeszky László, Dávid Lajos, Dudich Endre, Koch Sándor, Ökrösi Pál Zoltán, Rapaics Raymund, Sághy Ferenc, Straub János, Tasnády Kubacska András írtak a természettudományos számokban. Sajátos módon a néprajzi cikkeket is itt publikálta Bátky Zsigmond, Györffy István, Kiss Lajos, Szücs Sándor és itt jelentek meg Beke Ödön természettudományos vonatkozású nyelvészeti írásai is.
A cikkek főleg az állattan, növénytan, földrajz (vele összefüggésben a néprajz), továbbá a meteorológia, kisebb mértékben az egészségügy és az orvostudomány, a mezőgazdasági tudományok valamint a kőzettan kérdéseivel foglalkoztak. A matematika, fizika, kémia tárgyköréből ritkán jelent meg közlemény. A tudományos értékelések mellett a Vegyesek rovatban rendszeresen közöltek rövid híradásokat a természettudományok fejlődéséről, újabb eredményeiről, a technika egykorú vívmányairól, tudományos-fantasztikus elképzelésekről.
Az apró cikkek szakszerűen és közérthetően közvetítették az új ismereteket. A természettudományi sorozat legfőbb értékét a tiszántúli vonatkozású leírások képviselik, más természettudományos közlemények egy része ma már csak tudománytörténeti szempontból értékelhető.
A folyóirat nagyobb terjedelmű részét a szellemtudományi (társadalomtudományi) sorozat alkotja, amely átfogóbb képet nyújt a kor tudományos és kulturális kérdéseiről. Fő területe a magyar- és világirodalom, az irodalomtudomány történeti és elméleti kérdései. Klasszikus irodalmi értékek mellett a vizsgálódás tárgya a modern hazai és külföldi irodalom, fokozott figyelmet szenteltek az országhatáron kívül eső magyar irodalomra. Az irodalommal foglalkozó írások szerzői: Hankiss János, Kardos Albert, Szondy György és Zsigmond Ferenc mellett Getlőtei Jenő, Gulyás József, Jausz Béla, Oláh Gábor, Papp Károly, Péterffy László.
A történettudomány köréből őskori régészeti leletek ismertetése, középkori és újkori magyar történelmi kérdéseket tárgyaló tanulmányok, az ókorra vonatkozó és legújabb kori világtörténeti eseményekről szóló cikkek mellett a helytörténeti kutatások eredményei is helyet kaptak. A már ismert történettudósok: Divéky Adorján, Rugonfalvi Kiss István, Roska Márton, Zoltai Lajos mellett jelentkezett a fiatal történész generáció több jeles képviselője: Balogh István, Szabó István, Varga Zoltán. A filozófiai problémákat tárgyaló tanulmányok közül Nagy József pécsi és Tankó Béla debreceni professzorok filozófiatörténeti valamint Pongrácz Sándor írásai és a pszichológia területére átvezető, a freudizmus bírálatával foglalkozó Boda István cikkei említésre méltóak.
A folklór témájú néprajzi cikkek szerzői Honti János, Lajtha László, palotai Gertrud, Szendrey Zsigmond írásai időtállónak bizonyultak.
A jogi témák részben az oktatás, részben a politika kérdéseihez kapcsolódtak. A szűkebben vett jogelmélet és joggyakorlat tárgyköréből Bacsó Jenő, Flachbart Ernő, Marton Géza és Nizsalovszky Endre írásai figyelemre méltóak. A politika mint tudományos téma jelentkezett a folyóiratban.
Számos tanulmány jelent meg a művészetek területéről, elsősorban a képzőművészet és zene elméleti, aktuális és történeti kérdéseiről, de található építőművészettel, színházzal, tánckultúrával foglalkozó közlemény is.
A külföldi forrásokból származó magyar vonatkozású anyagot a Hungarica rovat közölte, az ilyen természetű közlendőket a sorozat szerkesztője és a külföldi ösztöndíjasok gyűjtötték.
Az új könyvek számára fenntartott rovat több, mint négyszáz recenzió jelent meg, ezek a folyóirat munkatársainak széleskörű érdeklődését, gyors reagáló készségét és imponáló szakértelmét tükrözik - nagy jelentőségük volt az egykorú tudományos szakirodalmi tájékoztatásban.
A Debreceni Szemle értékét ma nem elsőben a hasábjain publikált tudományos eredményekben látjuk, hanem abban a törekvésben és módszerben, amelyet a tudományos ismeretek népszerűsítésének szolgálatába állított. A folyóirat a két világháború közötti progresszív művelődéspolitikai eszme és szemlélet produktuma, amely elutasította a faj szempontú nép- és történetkutatást, a német befolyás ellensúlyozására szélesebb nemzetközi kitekintést adott, a nemzeti múlt és kultúra hagyományaiba kereste a lendítőerőt, helyet adott ellentétes nézetek egyeztetésére. Nagy érdeme, hogy olyan szellemi műhelyt teremtett, amelyből kiemelkedhetett a későbbi magyar tudományos élet számos kiválósága. fulltext.lib.unideb.hu/journals/ismerteto/debreceni.html ... Az észak-tiszántúli folyóiratok digitalizált feltárása
/Előszó/
A Debreceni Egyetemi Könyvtárban az 1960-as évek második felében éledt újra a tájbibliográfiai tevékenység, amely a másfél évtizeddel korábbi nagy lendület után lefékeződött, évekig stagnált.
A munkálatok felélesztője, szorgalmazója, Dr. Csűry István 1975-ben úgy jellemezte a történteket, hogy a kezdet kezdetén többet vállaltunk, mint amennyit egy-egy helyismereti bibliográfiai vállalkozás maga elé tűzhet. A Tiszántúli Időszaki Kiadványok Repertóriumai c. sorozat első kötetének előszavában így írt erről: ”Nem közigazgatási, hanem történeti, kulturális és gazdasági értelemben vett tájegység lebegett a szemünk előtt. Tiszántúl. Nem keretnek tekintettük a helyismereti programot, amelyet később a rendszerre épülés igénye nélkül kisebb-nagyobb területi vonatkozású szakbibliográfiák, kalauz jellegű bibliográfiák, stb. fognak kitölteni, hanem egy nagy, egységes bibliográfiai monolit kibányászásához gyürkőztünk. A teljesség utópiáját kergettük: az utolsó napihírig mindent feltárni, amit területünkön kinyomtattak, vagy ami területünkre vonatkozik. Úgy hittük, hogy az így megvalósuló tájbibliográfiák összességéből fog egy grandiózus nemzeti bibliográfia felépülni.
A funkciók megosztása végül is másként alakult. A nemzeti irodalom elsődleges regisztrálására legsajátabb hivatásaként vállalkozik az országos Széchenyi Könyvtár. A helyi bibliográfiáknak a legnagyobb közigazgatási egységek szintjén 19 műhelye támadt: a megyei könyvtárak, s a kisebb egységek is hovatovább gazdára találnak a területileg illetékes kisebb könyvtárakban. A teljesség álma pedig saját kísérleteink során bizonyult valóban csak álomnak.
E kísérletek azonban sok gyümölcsöt érleltek. Létrejött és ma is fejlesztés tárgya egy debreceni és tiszántúli vonatkozású nagy bibliográfiai kartoték, amely feltárja a helyi és az országos folyóiratok vonatkozó anyagát. S a monolit erőszakolása helyett az erek nyomán bányászunk. Elkészült a Hajdú-Bihar megyei sajtóbibliográfia. Megindult a Régi Tiszántúli Könyvtárak és a Tiszántúli Személyi Bibliográfiák sorozat.
A jelen kötettel induló sorozat keretében pedig olyan jelentős folyóiratok repertóriumai állnak sorban megjelenésükre várva, mint a Debreceni Szemle, a Debreczeni Képes Kalendáriom, a Magyarok s a Csokonai Lapok, nem szólva a készülő, befejezéshez közeledő többiekről.
A Tiszántúli Bibliográfia végül is megvalósul. Most már látjuk: nemzedékek munkája nyomán, az irodalom kisebb egységeit regisztráló bibliográfiák mozaikjaiból.”
Az indulás óta tizennégy folyóirat repertóriumát adta ki az Egyetemi Könyvtár:
1. A debreceni Néplap repertóriuma, 1944. nov. 15 – 1945. ápr. 6.
/Összeállította: Király László - Tóth Ferencné/ - Debrecen, 1975. KLTE Könyvt. XI, 102 l.
2. Csokonai Lapok, 1850. /Szerk. Korompai Gáborné Szalacsi Rácz Mária/ -
Debrecen, 1975. KLTE Könyvtára. XVI, 20 l.
3. Magyarok, 1945-1949. /Szerk. Korompai Gáborné Szalacsi Rácz Mária/ - Debrecen
1976. KLTE Könyvtára. XVIII, 58 l.
4. Debreczeni Képes Kalendáriom, 1901-1948. /Szerk. Veress Gézáné – Lengyel
Imre/ - Debrecen, 1976. KLTE Könyvtára, 99 l.
5. Régi Okiratok és Levelek Tára, 1905-1906. /Szerk. Korompai Gáborné/ Debrecen, 1982. KLTE Könyvtára. VI. 26 l.
6. Debreceni Szemle, 1927-1944. /Szerk. Korompai Gáborné – Némedi Lajosné/ - Debrecen, 1979. KLTE Könyvtára. XII, 156 l.
7. Kelet Népe, 1935-1942. /Szerk. Szénássy Barnáné – Szöőr Árpádné/ - Debrecen, 1979. KLTE Könyvtára. III, 79 l.
8. Magyar Exlibris, 1935-1936. /Szerk. Lenkey István/ Debrecen, 1980. KLTE Könyvtára. 22 l. 2. t.
9. Debreceni Főiskolai Lapok, 1896-1914. /Szerk. Berényiné Varga Ibolya/ - Debrecen, 1981. KLTE Könyvtára. 138 l.
10. Magyar Protestáns Egyházi és Iskolai Figyelmező, 1870-1878. /Szerk. Lenkey István/ - Debrecen, 1984. KLTE Könyvtára. 144 l.
11. Debreceni Szemle, 1912-1915. /Szerk. Berényiné Varga Ibolya/ - Debrecen, 1985. KLTE Könyvtára. 153 l. 28 t.
12. Egyetemi Élet, 1963-1972. /Szerk. Berényiné Varga Ibolya/ - Debrecen, 1992. KLTE Könyvtára 269 l.
13. Könyv és Könyvtár. A Debreceni Kossuth Lajos Tudományegyetem Könyvtárának Évkönyve, 1953-1991. /Szerk. Czeglédy László/ - Debrecen, 1994. 53 l.
14. Hortobágy, 1861-1867. /Szerk. Jávorszky Ferenc/ - Debrecen, 1997. KLTE Könyvtára. 297 l.
A repertorizált folyóiratok debreceniek, vagy a régiónkban indultak, mint a Magyarok és a Kelet Népe. Többségük a második világháború előtt jelent meg, de feldolgozásra került néhány háború utáni is, ilyenek a Néplap, a Magyarok, az Egyetemi Élet valamint a Könyv és Könyvtár. Repertóriumaink rövid sajtótörténeti leírást is tartalmaznak, amelyek ismertetik a folyóiratok jellegét, tartalmi értékeit, jelentőségét, a szerkesztői tevékenységet a kiadás körülményeit. A közölt illusztrációk a periodikák megjelenési formájáról adnak képet.
A folyóiratrepertórium-ok házi sokszorosításban jelentek meg, kis példányszámban, nagy részük mára elfogyott, csak közgyűjteményekben találhatók. Tekintettel arra, hogy a helytörténeti kutatás számára hasznos forrásnak bizonyultak, új formában kívánjuk a hozzáférést biztosítani a repertóriumok bibliográfiai leírásainak géprevitelével.
Az automatizálás lehetőséget teremt arra, hogy a folyóiratokban megjelent cikkek, tanulmányok szövege is adatbázisba kerüljön, s a bibliográfiai információ közvetlenül átvezessen a keresett szöveghez.
A Debreceni Egyetemi Könyvtár munkatársai vállalkoztak arra, hogy folyamatosan beépítik hálózaton elérhető gépi adatbázisba az eddig megjelent folyóirat repertóriumaink címállományát, a címekhez kapcsolódó szövegekkel.
Korompai Gáborné
Az adatbázis készítői
Digitalizálás: Bacskai Ferenc, Berettyán Gábor, Kormány András, Kormány Lajosné, Pelyvás Norbert, Nagyné Simon Rita
Bibliográfiai rekordok készítése: Bátfai Mária Erika, dr. Berényi Ernőné, Czeglédi László, Fejér Anamária, dr. Juha Enikő, Kormány Lajosné, Polónyiné Kerekes Margit, Szász Izabella, Varga Lajosné
A számítástechnikai környezet tervezése, kialakítása: Balázs László, Bondár Tamás, Bor Attila, Csató Edit fulltext.lib.unideb.hu/journals/ismerteto/eloszo.html
Pásztor János Korsós lány (vízmerítő) című szobra a Kossuth téren Hódmezővásárhelyen, a 20. század elején.
Régi képeslapok Kovács Ferenc gyűjteményéből, a 20. század első feléből.
Post cards from Hodmezovasarhely, Hungary, from the first half of the 20th century.
A sokasodó vásárhelyi ártézi kutak egyikét a századfordulón a Kossuth téren, a Fekete Sashoz közel, a Zrínyi utca torkolatában fúrták. A város vezetői érezték, hogy a főtéren levő kút a szokásostól eltérő kiképzést igényel. Ezért megfelelő kútfő, medence és szobor megtervezésével, illetve elkészítésével bízták meg Pásztor Jánost, aki 1908-ban jelentette a tanácsnak, hogy a szobor elkészült, és még ez évben felállításra is került. A szobor eredetileg nem a jelenlegi helyén, hanem ettől mintegy 10 m-re keletre állott, nagy, ovális medence fölött forrástéglákból kiképzett kb. 2 m magas talapzaton. A forrástéglák közéből buggyant elő a víz. E mellett eredetileg két kantával állt a fiatal leányalak. A szobor körül nyomban a leleplezés után élénk vita alakult ki. A Vásárhelyi Reggeli Újságban nem kisebb művész, mint Rudnay Gyula védte meg a szobrot, kiállt a szobor kvalitásai mellett. A Vízmerítőt a Kossuth tér 1950-ben végrehajtott átrendezése alkalmából, a közúti forgalom szabályozása miatt hátrább helyezték. Az új talpazat megtervezésével Kamotsay István fiatal szobrászművészt bízták meg, aki a munka elvégzésébe mesterét, Medgyessy Ferencet is bevonta. Négyzetes hasáb talapzat tetején áll, most már csak egy korsóval karján a női alak. A korsó alatt szabálytalan, kissé sziklára is emlékeztető formációban kiképzett posztamentum, melyen az álló alak a térdét is megtámasztja. A talapzat négy, kisméretű, vízköpő szerepét betöltő kos fejét Medgyessy Ferenc mintázta. Korábbi elhelyezésével szemben a kút és a szobor vesztett monumentális összhatásából, hangsúlyosságából, ugyanakkor a mérleg nyelvét az esztétikai, minőségbeli nyereség oldalára billenti az így nyert egyszerűség, formai rend és tisztaság. Szobrászilag Pásztor a lányalak teltségét, egészségét, fiatalságát lágy, egybefogó felületi mintázással fejezte ki. A bő ruházat jól takarja, és érzékiség nélkül foglalja egybe a test formáit. A parasztlány nyugalmas, kissé elengedett tartása, derűs arca kifejezésre juttatják, hogy az egész napos munka közben a vízmerítés percei a pihenés, a kikapcsolódás kellemes időtöltését jelentették. Végül egy mondat arról is, hogy a szobor az évtizedek során a népnyelvben számos nevet kapott: Vízhordó, Korsós lány, Rézlány, sőt a népi humor 'szűzlány'-ként is emlegette.
Balkányi Antal
(Sátoraljaújhely, 1881- Bridgeport, /Connecticut, USA/ 1958) fényképész.
Sokoldalú, mindenre nyitott. művelt, irodalmi hajlamokkal megáldott ember volt, írták róla unokái. Kitanulta a fényképész szakmát, Bukarestben (Fotografia "Julietta" Calea Victoriei 78.) dolgozott, a család szerint elnyerte az udvari fényképész címet, én ezt kétlem. Később Craiovában működött egy rövid ideig.
Az 1900-as évek elején ment Debrecenbe. Műtermet nyitott a Piac u. 81. alatt, 1903-1905. között, majd a Piac u. 46. alatt (1913-1918). iparengedély nélkül dolgozott Böszörményben is 1910. körül, így tartotta el feleségét és két leányát, Rózsit és Editet. Hirdetése szerint fényképészeti és fénykép nagyító intézetében specialista gyermekfelvételekben. A háború előszelére felkerekedett, először Hamburgban próbálkozott, majd a már régen Amerikában élő nővére küldött neki egy hajójegyet és meghívólevelet, s 1913-ban áthajózott Amerikába. A kitört háború miatt megszakadt a kapcsolata családjával, négy évig nem tudtak egymásról. A háború után kivitette volna a családját, de felesége rokoni tanácsokra inkább elvált tőle. 1918-ban Bridgeportban nyitott műtermet, újra megnősült. Írt egy verseskönyvet magyarul, melynek a címe: Szabadulás és szivek harca. Verses elbeszélések. Előszó Grill Lola, 1933. Bridgeport, (Conn.) 1931-ben hazalátogatott. Akkor már volt felesége nem élt, lányai akkor látták utoljára, bár halála napjáig leveleztek egymással.
www.fotoklikk.hu/szemely/balkanyi-antal
---
Debreceni Szemle
Az ismertetést Dr. Korompai Gáborné készítette.
Debreceni Szemle, 1927-1944
A bethleni konszolidáció teremtett kedvező feltételeket ahhoz, hogy 1927-ben Debrecenben a már kialakult tudományos intézményrendszer (főiskola, múzeum, egyetem, tudományos társaság) szellemi tőkéjére alapozva meginulhasson a kor tudományos színvonalán álló helyi folyóirat, a Debreceni Szemle. A egymást követő hónapokban felváltva megjelenő társadalomtudományi illetve természettudományos számokat Hankiss János és Millker Rezső egyetemi tanárok szerkesztették.
A város vezetése teljes mértékben magáénak érezte és támogatta a folyóirat ügyét, amely mögött ott állt a debreceni egyetem és a főleg egyetemi tanárokból alakult tudományos társaság. A szélesebb hatókör igénye tette indokolttá viszonylag magas példányszámban való közreadását.
1927. márciusától, az első szám megjelenésétől 1944. augusztusáig 19 számot adtak közre.
A Debreceni Szemle szerzői elsősorban debreceni egyetemi oktatók, középiskolai tanárok, szakírók, vidéken dolgozó értelmiségiek, néhány országos hírű tudós, író.
Külföldi szerző csak elvétve jelentkezett. A helyi és külső szerzők egy szűkebb csoportja rendszeresen közölt tanulmányokat, cikkeket, recenziókat és tudományos híreket. Ehhez a szűkebb csoporthoz tartoztak maguk a szerkesztők, továbbá Hankó Béla, Hoffer András, Kanabé Dezső, Kardos Albert, Márton Béla, Soó Rezső, Szilády Zoltán, Szondy György, Zsigmond Ferenc, valamint a tudományos pályáján akkoriban induló Berényi Dénes (meteorológus) és Mendöl Tibor. A környék vidéki értelmiségét képviselte Igmándy József és Molnár József. Távolabb élő szakírók közül csatlakozott Gaál István és Kolosváry Gábor.
Az állandó munkatársak többsége természettudományos érdeklődésű volt, rajtuk kívül Anghy Csaba, Aujeszky László, Dávid Lajos, Dudich Endre, Koch Sándor, Ökrösi Pál Zoltán, Rapaics Raymund, Sághy Ferenc, Straub János, Tasnády Kubacska András írtak a természettudományos számokban. Sajátos módon a néprajzi cikkeket is itt publikálta Bátky Zsigmond, Györffy István, Kiss Lajos, Szücs Sándor és itt jelentek meg Beke Ödön természettudományos vonatkozású nyelvészeti írásai is.
A cikkek főleg az állattan, növénytan, földrajz (vele összefüggésben a néprajz), továbbá a meteorológia, kisebb mértékben az egészségügy és az orvostudomány, a mezőgazdasági tudományok valamint a kőzettan kérdéseivel foglalkoztak. A matematika, fizika, kémia tárgyköréből ritkán jelent meg közlemény. A tudományos értékelések mellett a Vegyesek rovatban rendszeresen közöltek rövid híradásokat a természettudományok fejlődéséről, újabb eredményeiről, a technika egykorú vívmányairól, tudományos-fantasztikus elképzelésekről.
Az apró cikkek szakszerűen és közérthetően közvetítették az új ismereteket. A természettudományi sorozat legfőbb értékét a tiszántúli vonatkozású leírások képviselik, más természettudományos közlemények egy része ma már csak tudománytörténeti szempontból értékelhető.
A folyóirat nagyobb terjedelmű részét a szellemtudományi (társadalomtudományi) sorozat alkotja, amely átfogóbb képet nyújt a kor tudományos és kulturális kérdéseiről. Fő területe a magyar- és világirodalom, az irodalomtudomány történeti és elméleti kérdései. Klasszikus irodalmi értékek mellett a vizsgálódás tárgya a modern hazai és külföldi irodalom, fokozott figyelmet szenteltek az országhatáron kívül eső magyar irodalomra. Az irodalommal foglalkozó írások szerzői: Hankiss János, Kardos Albert, Szondy György és Zsigmond Ferenc mellett Getlőtei Jenő, Gulyás József, Jausz Béla, Oláh Gábor, Papp Károly, Péterffy László.
A történettudomány köréből őskori régészeti leletek ismertetése, középkori és újkori magyar történelmi kérdéseket tárgyaló tanulmányok, az ókorra vonatkozó és legújabb kori világtörténeti eseményekről szóló cikkek mellett a helytörténeti kutatások eredményei is helyet kaptak. A már ismert történettudósok: Divéky Adorján, Rugonfalvi Kiss István, Roska Márton, Zoltai Lajos mellett jelentkezett a fiatal történész generáció több jeles képviselője: Balogh István, Szabó István, Varga Zoltán. A filozófiai problémákat tárgyaló tanulmányok közül Nagy József pécsi és Tankó Béla debreceni professzorok filozófiatörténeti valamint Pongrácz Sándor írásai és a pszichológia területére átvezető, a freudizmus bírálatával foglalkozó Boda István cikkei említésre méltóak.
A folklór témájú néprajzi cikkek szerzői Honti János, Lajtha László, palotai Gertrud, Szendrey Zsigmond írásai időtállónak bizonyultak.
A jogi témák részben az oktatás, részben a politika kérdéseihez kapcsolódtak. A szűkebben vett jogelmélet és joggyakorlat tárgyköréből Bacsó Jenő, Flachbart Ernő, Marton Géza és Nizsalovszky Endre írásai figyelemre méltóak. A politika mint tudományos téma jelentkezett a folyóiratban.
Számos tanulmány jelent meg a művészetek területéről, elsősorban a képzőművészet és zene elméleti, aktuális és történeti kérdéseiről, de található építőművészettel, színházzal, tánckultúrával foglalkozó közlemény is.
A külföldi forrásokból származó magyar vonatkozású anyagot a Hungarica rovat közölte, az ilyen természetű közlendőket a sorozat szerkesztője és a külföldi ösztöndíjasok gyűjtötték.
Az új könyvek számára fenntartott rovat több, mint négyszáz recenzió jelent meg, ezek a folyóirat munkatársainak széleskörű érdeklődését, gyors reagáló készségét és imponáló szakértelmét tükrözik - nagy jelentőségük volt az egykorú tudományos szakirodalmi tájékoztatásban.
A Debreceni Szemle értékét ma nem elsőben a hasábjain publikált tudományos eredményekben látjuk, hanem abban a törekvésben és módszerben, amelyet a tudományos ismeretek népszerűsítésének szolgálatába állított. A folyóirat a két világháború közötti progresszív művelődéspolitikai eszme és szemlélet produktuma, amely elutasította a faj szempontú nép- és történetkutatást, a német befolyás ellensúlyozására szélesebb nemzetközi kitekintést adott, a nemzeti múlt és kultúra hagyományaiba kereste a lendítőerőt, helyet adott ellentétes nézetek egyeztetésére. Nagy érdeme, hogy olyan szellemi műhelyt teremtett, amelyből kiemelkedhetett a későbbi magyar tudományos élet számos kiválósága.