bereklauw....
Reuzenberenklauw
De reuzenberenklauw of Perzische berenklauw (Heracleum mantegazzianum) is een in de Benelux als exoot voorkomende plant uit Zuidwest-Azië. In de 19e eeuw is hij als tuinplant in Europa geïntroduceerd.
Algemeen
De reuzenberenklauw sterft elk jaar in de herfst tot de grond toe af en groeit in de lente in een paar maanden tijd op tot wel vier meter hoog. Het is een twee- tot vierjarige plant. Pas na een jaar of twee geeft hij bloemen. Hij bloeit met een scherm vol witte bloemetjes van juli tot september. De plant houdt van verstoorde, voedselrijke grond.
Ecologische betekenis
Omdat de reuzenberenklauw zo kiemkrachtig is en met zijn bladeren al het licht voor andere planten wegneemt, is het een onkruid. In gebieden die niet begraasd worden drukt de invasieve soort alle andere planten weg; daar komt bij dat hij in de Benelux naast grote grazers en schapen geen natuurlijke belagers kent.
Giftig
De reuzenberenklauw is giftig. Het sap van de plant bevat furanocumarine dat de huid supergevoelig maakt voor zonlicht. Na 24 uur ontstaan rode jeukende vlekken, waarna zwelling en blaarvorming volgen. Het letsel kan er uitzien als een brandwond en het kan twee weken duren voordat het genezen is. Als litteken kan er een bruinverkleuring optreden. Wanneer het sap in de ogen komt, kan dit tot blindheid leiden. Als voorzorgsmaatregel moet dus elk contact met het plantensap vermeden worden; als dit toch gebeurd is, moet het sap zo snel mogelijk afgespoeld worden en moet blootstelling aan zonlicht van de huiddelen die in contact geweest zijn met het sap vermeden worden.
Der Riesen-Bärenklau (Heracleum mantegazzianum), auch Herkulesstaude, Herkuleskraut oder Stalins Rache genannt, ist eine zwei- bis mehrjährige krautige Pflanze aus der Familie der Doldenblütler. Die ursprünglich im Kaukasus beheimatete Pflanze zählt in Europa und Nordamerika zu den Neophyten.
Der Riesen-Bärenklau bildet photosensibilisierende Substanzen namens Furanocumarine, die in Kombination mit Sonnenlicht phototoxisch wirken; beim Umgang mit der Pflanze ist deshalb große Vorsicht geboten. Bereits bloße Berührungen und Tageslicht können bei Menschen zu schmerzhaften und schwer heilenden Verbrennungen bzw. Quaddeln (Photodermatitis) führen. Es wird deshalb empfohlen, bei der Bekämpfung der Pflanze vollständige Schutzkleidung zu tragen, zu der auch ein Gesichtsschutz gehört.
Erscheinungsbild
Der Riesen-Bärenklau ist eine oft bis zu 3,5 Meter hohe krautige Pflanze mit sehr großen, dekorativen Doldenblüten. Die größte bisher gemessene Pflanze, die ins Guinness-Buch der Rekorde eingetragen wurde, erreichte eine Höhe von 3,65 Meter. Die mäßig dicht behaarten Stängel der Pflanze sind an der Basis im Durchmesser zwei bis zehn Zentimeter dick. Sie besitzen oft zahlreiche große dunkle weinrote Flecken.
Die Blätter des Riesen-Bärenklaus erreichen normalerweise eine Länge von 1 m, jedoch können sie auch 3 m lang werden. Sie können entweder dreiteilig oder fünf- bis neunteilig gelappt sein. Die seitlichen Blattabschnitte können eine Länge von über 1 m und eine Breite von mehr als 20 cm erreichen. Diese sind meist wiederum tief fiedrig geteilt.
Blüten und Samen
Die einzelnen Dolden erreichen häufig einen Durchmesser von 30 bis 50 Zentimeter. Sie sind 30- bis 150-strahlig. Die Dolden einer einzigen Pflanze können bis zu 80.000 Einzelblüten enthalten und bis zu 30.000 Diasporen (Samen) ausbilden. Die äußeren Blüten sind einseitig vergrößert. Ihr Durchmesser beträgt ein bis zwei Zentimeter. Der Durchmesser der Blüten im Inneren der Dolden dagegen beträgt nur vier bis acht Millimeter. Die Blütenfarbe ist weiß; die Blütezeit erstreckt sich von Juni bis Juli.
Der Aufbau der Blüte wird mit folgender Blütenformel beschrieben:
Nach der Blüte stirbt die Pflanze ab. Kommt sie nicht zur Blüte, kann die Pflanze mehrere Jahre überdauern.
Die Samen sind oval, flach, zehn bis 14 Millimeter lang, sechs bis acht Millimeter breit und haben aufwärtsgebogene, borstig behaarte Randrippen. Aufgrund der hohen Anzahl von Diasporen, ist der Riesen-Bärenklau eine Pflanze mit ausgeprägten Pioniereigenschaften. Ihre Samen sind außerdem in der Lage, über mehrere Jahre hinweg keimfähig zu bleiben. Auf die Dauer der Keimfähigkeit kann nur aufgrund einzelner Erfahrungsberichte bei der Beseitigung von Riesen-Bärenklaustauden geschlossen werden. Bei zumindest einem Fall ging nach einer siebenjährigen Beweidung durch Schafe der Bestand an dieser Pflanze vollständig zurück,
Giant Hogweed (Heracleum mantegazzianum), or Giant Cow-parsley, is a member of the family Apiaceae, native to the Caucasus Region and Central Asia.
As its name indicates, it is characterized by its size and may grow 2-5m (rarely to 7 m) tall. Except for size, it closely resembles Common Hogweed (Heracleum sphondylium), Heracleum sosnowskyi or Garden Angelica (Angelica archangelica).
It is further distinguished by a stout, dark reddish-purple stem and spotted leaf stalks that are hollow and produce sturdy bristles. Stems vary from 3-8 cm in diameter, occasionally up to 10 cm. The stem shows a purplish-red pigmentation with raised nodules. Each purple spot on the stem surrounds a hair, and there are large, coarse white hairs at the base of the leaf stalk. The plant has deeply incised compound leaves which grow up to 1-1.7 m in width.
Giant Hogweed is a perennial with tuberous rootstalks which form perennating buds each year. It flowers from late spring to mid summer, with numerous white flowers clustered in an umbrella-shaped head that is up to 80 cm (2.5 ft) in diameter across its flat top.
The plant produces flattened, 1cm long, oval dry seeds that have a broadly rounded base, and broad marginal ridges.
The Giant Hogweed flowers from late spring to mid summer, and then produces numerous, large flattened elliptic dry seeds (between 1,500-100,000). Shoots die down in the fall. Tall stems mark its locations during winter.
Many foreign plants were introduced to Britain in the 19th century, mainly for ornamental reasons. A few have become aggressively dominant, creating serious problems in some areas. It is now widespread throughout the British Isles especially along riverbanks. By forming dense strands they can displace native plants and reduce wildlife interests. It has also spread in the northeastern and northwestern United States. It is equally a pernicious invasive species in Germany, France and Belgium, overtaking the local species. It was introduced in France in the 19th century by botanists, much appreciated by beekeepers.
In the UK the Wildlife and Countryside Act 1981 makes it an offence to plant or cause Giant Hogweed to grow in the wild.
Toxic
Giant Hogweed is a phototoxic plant. Its sap can cause photodermatitis, skin inflammations when the skin is exposed to sunlight or to UV-rays. Initially the skin colours red and starts itching. Then blisters form as in burns within 48 hours. They form black or purplish scars, which can last several years. Hospitalisation may become necessary. Presence of minute amounts of sap in the eyes, can lead to temporary or even permanent blindness. These reactions are caused by the presence of linear derivatives of furocoumarin in its leaves, roots, stems, flowers, and seeds. These chemicals can get into the nucleus of the epithelial cells, forming a bond with the DNA, causing the cells to die. The brown colour is caused by the production of melanin by furocoumarins. In Germany, where this plant has become a real nuisance, there were about 16,000 victims in 2003.
Keep children away from this plant. Wear protective clothing when handling it if you dig plants; consider wearing eye protection. Chopping out the root is feasible, but may have to be done several times as the plant re-grows. Wash off exposed skin thoroughly with soap and water and protect the exposed skin from the sun for several days
bereklauw....
Reuzenberenklauw
De reuzenberenklauw of Perzische berenklauw (Heracleum mantegazzianum) is een in de Benelux als exoot voorkomende plant uit Zuidwest-Azië. In de 19e eeuw is hij als tuinplant in Europa geïntroduceerd.
Algemeen
De reuzenberenklauw sterft elk jaar in de herfst tot de grond toe af en groeit in de lente in een paar maanden tijd op tot wel vier meter hoog. Het is een twee- tot vierjarige plant. Pas na een jaar of twee geeft hij bloemen. Hij bloeit met een scherm vol witte bloemetjes van juli tot september. De plant houdt van verstoorde, voedselrijke grond.
Ecologische betekenis
Omdat de reuzenberenklauw zo kiemkrachtig is en met zijn bladeren al het licht voor andere planten wegneemt, is het een onkruid. In gebieden die niet begraasd worden drukt de invasieve soort alle andere planten weg; daar komt bij dat hij in de Benelux naast grote grazers en schapen geen natuurlijke belagers kent.
Giftig
De reuzenberenklauw is giftig. Het sap van de plant bevat furanocumarine dat de huid supergevoelig maakt voor zonlicht. Na 24 uur ontstaan rode jeukende vlekken, waarna zwelling en blaarvorming volgen. Het letsel kan er uitzien als een brandwond en het kan twee weken duren voordat het genezen is. Als litteken kan er een bruinverkleuring optreden. Wanneer het sap in de ogen komt, kan dit tot blindheid leiden. Als voorzorgsmaatregel moet dus elk contact met het plantensap vermeden worden; als dit toch gebeurd is, moet het sap zo snel mogelijk afgespoeld worden en moet blootstelling aan zonlicht van de huiddelen die in contact geweest zijn met het sap vermeden worden.
Der Riesen-Bärenklau (Heracleum mantegazzianum), auch Herkulesstaude, Herkuleskraut oder Stalins Rache genannt, ist eine zwei- bis mehrjährige krautige Pflanze aus der Familie der Doldenblütler. Die ursprünglich im Kaukasus beheimatete Pflanze zählt in Europa und Nordamerika zu den Neophyten.
Der Riesen-Bärenklau bildet photosensibilisierende Substanzen namens Furanocumarine, die in Kombination mit Sonnenlicht phototoxisch wirken; beim Umgang mit der Pflanze ist deshalb große Vorsicht geboten. Bereits bloße Berührungen und Tageslicht können bei Menschen zu schmerzhaften und schwer heilenden Verbrennungen bzw. Quaddeln (Photodermatitis) führen. Es wird deshalb empfohlen, bei der Bekämpfung der Pflanze vollständige Schutzkleidung zu tragen, zu der auch ein Gesichtsschutz gehört.
Erscheinungsbild
Der Riesen-Bärenklau ist eine oft bis zu 3,5 Meter hohe krautige Pflanze mit sehr großen, dekorativen Doldenblüten. Die größte bisher gemessene Pflanze, die ins Guinness-Buch der Rekorde eingetragen wurde, erreichte eine Höhe von 3,65 Meter. Die mäßig dicht behaarten Stängel der Pflanze sind an der Basis im Durchmesser zwei bis zehn Zentimeter dick. Sie besitzen oft zahlreiche große dunkle weinrote Flecken.
Die Blätter des Riesen-Bärenklaus erreichen normalerweise eine Länge von 1 m, jedoch können sie auch 3 m lang werden. Sie können entweder dreiteilig oder fünf- bis neunteilig gelappt sein. Die seitlichen Blattabschnitte können eine Länge von über 1 m und eine Breite von mehr als 20 cm erreichen. Diese sind meist wiederum tief fiedrig geteilt.
Blüten und Samen
Die einzelnen Dolden erreichen häufig einen Durchmesser von 30 bis 50 Zentimeter. Sie sind 30- bis 150-strahlig. Die Dolden einer einzigen Pflanze können bis zu 80.000 Einzelblüten enthalten und bis zu 30.000 Diasporen (Samen) ausbilden. Die äußeren Blüten sind einseitig vergrößert. Ihr Durchmesser beträgt ein bis zwei Zentimeter. Der Durchmesser der Blüten im Inneren der Dolden dagegen beträgt nur vier bis acht Millimeter. Die Blütenfarbe ist weiß; die Blütezeit erstreckt sich von Juni bis Juli.
Der Aufbau der Blüte wird mit folgender Blütenformel beschrieben:
Nach der Blüte stirbt die Pflanze ab. Kommt sie nicht zur Blüte, kann die Pflanze mehrere Jahre überdauern.
Die Samen sind oval, flach, zehn bis 14 Millimeter lang, sechs bis acht Millimeter breit und haben aufwärtsgebogene, borstig behaarte Randrippen. Aufgrund der hohen Anzahl von Diasporen, ist der Riesen-Bärenklau eine Pflanze mit ausgeprägten Pioniereigenschaften. Ihre Samen sind außerdem in der Lage, über mehrere Jahre hinweg keimfähig zu bleiben. Auf die Dauer der Keimfähigkeit kann nur aufgrund einzelner Erfahrungsberichte bei der Beseitigung von Riesen-Bärenklaustauden geschlossen werden. Bei zumindest einem Fall ging nach einer siebenjährigen Beweidung durch Schafe der Bestand an dieser Pflanze vollständig zurück,
Giant Hogweed (Heracleum mantegazzianum), or Giant Cow-parsley, is a member of the family Apiaceae, native to the Caucasus Region and Central Asia.
As its name indicates, it is characterized by its size and may grow 2-5m (rarely to 7 m) tall. Except for size, it closely resembles Common Hogweed (Heracleum sphondylium), Heracleum sosnowskyi or Garden Angelica (Angelica archangelica).
It is further distinguished by a stout, dark reddish-purple stem and spotted leaf stalks that are hollow and produce sturdy bristles. Stems vary from 3-8 cm in diameter, occasionally up to 10 cm. The stem shows a purplish-red pigmentation with raised nodules. Each purple spot on the stem surrounds a hair, and there are large, coarse white hairs at the base of the leaf stalk. The plant has deeply incised compound leaves which grow up to 1-1.7 m in width.
Giant Hogweed is a perennial with tuberous rootstalks which form perennating buds each year. It flowers from late spring to mid summer, with numerous white flowers clustered in an umbrella-shaped head that is up to 80 cm (2.5 ft) in diameter across its flat top.
The plant produces flattened, 1cm long, oval dry seeds that have a broadly rounded base, and broad marginal ridges.
The Giant Hogweed flowers from late spring to mid summer, and then produces numerous, large flattened elliptic dry seeds (between 1,500-100,000). Shoots die down in the fall. Tall stems mark its locations during winter.
Many foreign plants were introduced to Britain in the 19th century, mainly for ornamental reasons. A few have become aggressively dominant, creating serious problems in some areas. It is now widespread throughout the British Isles especially along riverbanks. By forming dense strands they can displace native plants and reduce wildlife interests. It has also spread in the northeastern and northwestern United States. It is equally a pernicious invasive species in Germany, France and Belgium, overtaking the local species. It was introduced in France in the 19th century by botanists, much appreciated by beekeepers.
In the UK the Wildlife and Countryside Act 1981 makes it an offence to plant or cause Giant Hogweed to grow in the wild.
Toxic
Giant Hogweed is a phototoxic plant. Its sap can cause photodermatitis, skin inflammations when the skin is exposed to sunlight or to UV-rays. Initially the skin colours red and starts itching. Then blisters form as in burns within 48 hours. They form black or purplish scars, which can last several years. Hospitalisation may become necessary. Presence of minute amounts of sap in the eyes, can lead to temporary or even permanent blindness. These reactions are caused by the presence of linear derivatives of furocoumarin in its leaves, roots, stems, flowers, and seeds. These chemicals can get into the nucleus of the epithelial cells, forming a bond with the DNA, causing the cells to die. The brown colour is caused by the production of melanin by furocoumarins. In Germany, where this plant has become a real nuisance, there were about 16,000 victims in 2003.
Keep children away from this plant. Wear protective clothing when handling it if you dig plants; consider wearing eye protection. Chopping out the root is feasible, but may have to be done several times as the plant re-grows. Wash off exposed skin thoroughly with soap and water and protect the exposed skin from the sun for several days