Back to photostream

Nooit heb ik wat ons werd ontnomen, zo bitter bitter liefgehad

The Apeldoornsche Bosch monument

 

Het Apeldoornsche Bosch [“THE FOREST OF APELDOORN”]

Nooit heb ik wat ons werd ontnomen, zo bitter bitter liefgehad - Never have I so bitter bitter loved what has been taken from us

 

The Commitee Apeldoornsche Bosch has the task to organize each year, on or about January 21, the meeting at the Apeldoornsche Bosch Monument in the Prinsenpark to memorize the catastrophe of the hospital with that name.

 

It's a monument for the people (patients and personnel, about 1500) of this jewish psychiatric clinic who were deported by the German occupier to Auschwitz-Birkenau, in 1943, januari 21st.

 

The Apeldoornsche Bosch was situated at the Zutphen road, in the municipality of Apeldoorn. The complex was described as follows: ‘The large institution, which looks like a small town because of the number of white buildings, and meant for different purposes, is seen from a far distance, as many of these buildings rise above the surrounding forests. In front, below the name of the institution, is engraved in Hebrew: ‘Care of the soul, let God give the soul recovery’. The Apeldoornsche Bosch displays a wholesome beauty, which will inspire to rest and calm and which will undoubtedly influence patients in a beneficent way.’

 

The end

Precarious times arrived. There were worries about the outbreak of the Second World War outside the borders. About thirty German and Polish families settled in Apeldoorn in about 1938, because life in Nazi-Germany had been made impossible for Jews. Also in the Apeldoornsche Bosch one looked for safety. For the time being, one found rest there, but with a vague fear for what could come to the Netherlands as well and….which came. For a year already air-raid-precaution-exercises had been held. In each pavilion it was known, how to create a hiding-place. First-aid-posts had been prepared but they were not needed. After the first fright about the surprise-attack on May 10, 1940, life soon enough became quite normal again. The occupier was not really heard until in the beginning of 1942 the whole none-Jewish staff was dismissed. This did not mean a shortage of personnel, as quite a lot of Jewish personnel came, because people thought to be safe in the institution. In January 1943 the complete evacuation of the Apeldoornsche Bosch took place. The drama that occurred there, at the station in Apeldoorn and in Auschwitz, is described in many eye reports and books. Here it will suffice to cite the letter, which the Municipality of Apeldoorn received from the Commission of Control of the Jewish Association for nursing and care, department ‘Central Jewish Institution for the Insane in the Netherlands’, in Amsterdam:

 

“We feel obliged to inform you, that in the morning of January 22 last, the patients of ’The Apeldoornsche Bosch’, of the Sanatorium-departments ‘Rest- place’ and ‘Hannah’ and of the ‘Paedagogium Achisomog’ have been deported to a destination unknown to us. The nursing of patients on account of your community in the mentioned institutions has thus been ended on the mentioned date.”

It was signed on February 2, 1943 by Mr. G. Parser and A.J. Mendes Da Costa.

 

Sober and business-like. Eight hundred and sixty-nine patients and twenty five team-members, the children of ‘Achisomog’ and a number of Jewish citizens of Apeldoorn were deported on this 22nd of January 1943. Most of them did not return, they have been killed; may their souls be bound in the bundle of the Eternal Living.

 

The buildings of the Apeldoornsche Bosch were subject to large chaos. Immediately after the catastrophe lovers of culture smashed everything to atoms and stole as the ravens, while in addition the beautiful memory-plates in the halls were destroyed. It was later used for several purposes. The Germans made a hospital out of it and afterwards barracks. After the liberation the Canadians settled in the buildings.

Source: www.dutchjewry.org/drieluik/apeldoornsche_bosch/apeldoorn...

 

 

Monument Apeldoornsche Bosch

(Het Apeldoornsche Bosch was een joods psychiatrische instelling)

Jaarlijkse herdenking bij monument Apeldoornsche Bosch In 1989 stelde conservator Hanneke Oosterhof in Museum Marialust in Apeldoorn een tentoonstelling samen over Het Apeldoornsche Bosch. Daarmee werd de geschiedenis van de instelling voor de eerste maal na de oorlog weer onder de aandacht gebracht. In hetzelfde jaar stelde programmamaakster Wiepke Nauta een radiodocumentaire samen op basis van herinneringen van oud-verpleegsters. Naar aanleiding van de vele reacties op de tentoonstelling en de documentaire werd besloten een Comité op te richten om een gedenkteken te ontwerpen.

Op 23 april 1990 werd door Prinses Juliana in het Prinsenpark in Apeldoorn het monument onthuld ter herinnering aan de deportatie van patiënten en verplegend personeel.

 

Het monument is ontworpen door beeldend kunstenaar Ralph Prins. Het citaat dat erop is aangebracht ‘Nooit heb ik wat ons werd ontnomen, zo bitter bitter liefgehad’ komt uit het gedicht ‘Het Carillon’(1941) van Ida Gerhardt. Op de gebogen gedenkmuur, bedekt met een mozaïek, zijn op de voorzijde een Davidster en het 'Zwarte Kruis' afgebeeld.

 

Jaarlijks wordt rond de 21e januari een herdenking georganiseerd door het Comité Monument Apeldoornsche Bosch. Het monument is geadopteerd door basisschool De Prinsenpark.

Ook leerlingen van de Koninklijke Scholengemeenschap leveren ieder jaar een bijdrage aan het herdenkingsprogramma.

www.apeldoornschebosch.nl/contentfiles/Document/11/10574.pdf

Source: www.apeldoornschebosch.nl/nieuws/items/monument-voor-het-...

 

Het Apeldoornsche Bosch was een Joodse psychiatrische inrichting, die van 1909 tot 1943 gevestigd was aan de Zutphensestraat te Apeldoorn. Van 1938 tot 1943 en van 1946 tot 1966 bevond zich naast het Apeldoornsche Bosch het Paedagogium Achisomog (Achisomog betekent "mijn broeder tot steun"), dat opvang bood aan Joodse kinderen met opvoedingsmoeilijkheden en aan zwakzinnige kinderen.

 

Stichting en opening

Het Apeldoornsche Bosch en Achisomog gingen beide uit van de vereniging Centraal Israëlietisch Krankzinnigengesticht (CIK), die zich ten doel stelde Joodse geesteszieken te laten verzorgen in een Joodse omgeving. Op 24 mei 1909 werd Het Apeldoornsche Bosch geopend. Vanaf 1925 werden kinderen opgevangen in vier villa’s in Apeldoorn, tot ook voor hen op het terrein van Het Apeldoornsche Bosch een voorziening gebouwd werd, “Achisomog” geheten, die 6 september 1934 betrokken werd.

 

Het Apeldoornsche Bosch

Geneesheer-directeur waren achtereenvolgens dr Nico. J. Lemei van 1907 tot 1914; dr Jan Kat van 1914 tot 1936 en tenslotte van 1936 tot 1943 dr Jaques Lobstein. De instelling behandelde psychiatrische patiënten naar de normen en inzichten van die tijd. Zo werd in 1926 "actievere therapie" ingevoerd, een soort arbeidstherapie. Wetenschappelijk onderzoek vond plaats naar het verband tussen erfelijkheid en geestesziekte. In de verpleging werd, zoals in die tijd gebruikelijk, verschil gemaakt tussen 1e en 2e en 3e klasse, terwijl Sanatorium Rustoord als "open afdeling" weer andere zorg leverde. De rabbijn leverde godsdienstige bijstand, en er werden gebedsdiensten georganiseerd in de eigen synagoge.

 

Voor het personeel werden de "Boschblaadjes" uitgegeven. De ontspanningsvereniging Tot Ons Vermaak spaarde honderdduizend gulden bij elkaar, waarmee in 1938 het Ontspanningsgebouw geopend werd.

 

De instelling groeide snel: in 1909 werkten 53 verplegenden voor 235 patiënten; in 1921 werden 542 patiënten verpleegd door 144 medewerkers. Vanaf 1939 werd de inrichting overstroomd door vluchtelingen uit Duitsland. Het officiële maximum lag toen op 762, maar zou steeds verder worden overschreden.

 

De massamoord in 1943

In de eerste jaren van de oorlog steeg het aantal opgenomen patiënten tot 1181 in 1943 doordat Joodse patiënten niet meer in niet-Joodse instellingen mochten worden opgenomen en men bovendien meende hier beschermd te zijn tegen deportatie. In 1942 was er even een tekort aan personeel, toen men door de bezetter gedwongen werd alle niet-Joodse personeel te ontslaan, maar al snel meldden zich veel Joodse medewerkers aan, onder wie Eli Asser en zijn toekomstige vrouw, tot er in 1943 330 personeelsleden waren.

 

Aanvankelijk leek het erop dat de Nazi’s Het Apeldoornsche Bosch ongemoeid zouden laten, in Apeldoorn sprak men van de "Jodenhemel". Woensdag 20 januari 1943 verscheen echter de Ordedienst van Kamp Westerbork, naar bleek, een dag te vroeg. Op het station van Apeldoorn werd ondertussen een goederentrein met 40 wagons gereed gemaakt. De helft van het personeel is in die nacht gevlucht en ondergedoken. In de nacht van donderdag 21 januari op vrijdag 22 januari 1943 werden alle patiënten, soms naakt, verward of in dwangbuis, door eenheden van de Waffen-SS en de Ordnungspolizei onder de persoonlijke leiding van Hauptsturmführer Ferdinand aus der Fünten van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung (daarbij geholpen werd door Albert Konrad Gemmeker, de SS-commandant van Kamp Westerbork) in vrachtwagens naar de gereedstaande goederentrein gebracht.

 

Deze trein vertrok de volgende ochtend om 7 uur en bracht de bijna 1200 patiënten en 50 van de personeelsleden, rechtstreeks naar Auschwitz, waar de patiënten bij aankomst direct zijn gedood. Over de manier waarop spreken de bronnen elkaar tegen.[1] Van deze 1250 mensen heeft niemand het drama overleefd. Het resterende, in Apeldoorn gebleven personeel, is samen met de laatste ruim honderd Joodse Apeldoorners in een gewone trein naar Kamp Westerbork gebracht en werd vandaar uit gedeporteerd. Enkelen van hen hebben, net als een deel van degenen die ondergedoken waren, na de oorlog hun verhaal kunnen doen.

Source: nl.wikipedia.org/wiki/Het_Apeldoornsche_Bosch

 

Ida Gerhardt

HET CARILLON

 

Ik zag de mensen in de straten,

hun armoe en hun grauw gezicht. - toen streek er over de gelaten een luisteren, een vleug van licht.

 

Want boven in de klokketoren

na 't donker-bronzen urenslaan

ving, over heel de stad te horen,

de beiaardier te spelen aan.

 

Valerius: -een statig zingen

waarin de zware klok bewoog, doorstrooid van lichter sprankelingen

Wij slaan het oog tot U omhoog.'

 

En één tussen de naamloos velen, gedrongen aan de huizenkant

stond ik te luist'ren naar dit spelen

dat zong van mijn geschonden land.

 

Dit sprakeloze samenkomen

en Hollands licht over de stad -

Nooit heb ik wat ons werd ontnomen zo bitter, bitter liefgehad.

 

(oorlogsjaar 1941)

22,164 views
22 faves
3 comments
Uploaded on May 4, 2014
Taken on May 4, 2014