MQN - Expositie Palimpsest #8 – Four Philosophers
Van links naar rechts:
I. Anaximander - Anaximander dankt zijn bekendheid vooral aan zijn kosmogonie en kosmologie. Net als zijn tijdgenoten was hij op zoek naar de archè (Oudgrieks: ἀρχή) van het universum, een eerste principe als begin van de wereld. Bij Anaximander was de ene elementaire substantie, waaruit alles was ontstaan, niet het water zoals bij Thales en ook niet een andere stof die we kennen. Geen van deze elementen zou volgens hem in staat zijn om alle tegenstellingen in de natuur kunnen verklaren. Het principe dat hij als oersubstantie poneerde was oneindige, eeuwige en onbepaalde massa, die hij het apeiron (Oudgrieks: τὸ ἄπειρον) noemde. Deze oersubstantie, die niet direct waarneembaar is, maar wel in staat is een antwoord te bieden op alle bestaande tegenstellingen, vormde de basis voor alle stoffen die wij kennen. Hij werkte zijn grondbeginsel niet gedetailleerd uit, maar het principe van het apeiron werd door Anaxagoras, een leerling van Anaximenes, verder onderzocht en geformuleerd. Deze zag het Apeiron als een oorspronkelijke oerchaos. Ook Plato en Augustinus vatten later de theorie van Anaximander op die manier op.
II. Empedocles ca. 492 v.Chr. — ca. 432 v.Chr.
Volgens de legende was Empedocles een self-styled god. die zijn eigen dood teweegbracht door zichzelf in de vulkanische krater te gooien bovenop de Etna om aanhangers van zijn goddelijkheid te overtuigen . Voor zijn tijdgenoten leek hij inderdaad meer dan alleen een sterveling; Aristoteles prees hem naar verluid als de uitvinder van retoriek, en Galenus beschouwde hem als de grondlegger van de Italiaanse geneeskunde. Lucretius bewonderde zijn hexametrische poëzie. Van de verschillende geschriften die aan hem worden toegeschreven, blijven niets anders over dan 400 regels uit zijn gedicht Peri physeōs (“On Nature”) en minder dan 100 verzen uit zijn gedicht Katharmoi (“Purifications”).
Hoewel sterk beïnvloed door Parmenides, die de eenheid van alle dingen benadrukte, nam Empedocles in plaats daarvan aan dat alle materie was samengesteld uit vier essentiële ingrediënten, vuur, lucht, water en aarde, en dat er niets ontstaat of wordt vernietigd maar dat dingen zijn alleen getransformeerd, afhankelijk van de verhouding van basisstoffen, met elkaar. Net als Heracleitus geloofde hij dat twee krachten, Liefde en Strijd, op elkaar inwerken om de vier substanties samen te brengen en te scheiden. Strijd maakt dat elk van deze elementen zich terugtrekt van de anderen; Liefde zorgt ervoor dat ze zich vermengen. De echte wereld bevindt zich in een stadium waarin geen van beide krachten domineert. In het begin was liefde dominant en alle vier de substanties waren met elkaar vermengd; tijdens de vorming van de kosmos ging Strijd binnen om lucht, vuur, aarde en water van elkaar te scheiden. Vervolgens werden de vier elementen op bepaalde plaatsen opnieuw in gedeeltelijke combinaties gerangschikt; bronnen en vulkanen tonen bijvoorbeeld de aanwezigheid van zowel water als vuur in de aarde.
III. Descartes
René Descartes of gelatiniseerd Renatus Cartesius (La Haye en Touraine, 31 maart 1596 – Stockholm, 11 februari 1650) was een uit Frankrijk afkomstige filosoof en wiskundige, die een groot deel van zijn leven in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden woonde. Zijn benadering van het probleem van de kennis en de aard van de menselijke geest speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de filosofie. Hij is met name bekend om zijn uitspraak "Cogito ergo sum" en wordt algemeen beschouwd als de vader van de moderne filosofie. Hij was een van de eersten die de filosofie van Aristoteles niet alleen verwierp, maar ook verving door een eigen filosofisch systeem. Daarmee legde hij de basis voor de 17e-eeuwse stroming van het rationalisme. Descartes was sterk beïnvloed door de vooruitgang in de natuur- en sterrenkunde en een van de centrale figuren van de wetenschappelijke revolutie. Hij gaf voor het eerst een idee van wat de natuurwetenschap in de toekomst zou bieden.
Descartes woonde en werkte 20 jaar in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar hij zijn belangrijkste publicaties schreef. In de wiskunde legde hij de basis voor de analytische meetkunde en leverde bijdragen aan de natuurkunde en fysiologie, maar zijn Verhandeling over de methode (1637) behoort tot zijn invloedrijkste werk.
Descartes' methode van en visie op onderzoek kreeg navolging in heel Europa. Zijn werk werd gepropageerd door Baruch Spinoza, Nicolas Malebranche, Gottfried Leibniz en door de wiskundige Frans van Schooten, die een boek over het (wiskundige) werk van Descartes schreef. Er vonden hevige discussies plaats tussen voor- en tegenstanders en in veel gevallen werd het refereren aan het werk van Descartes verboden. Volgens de tegenstanders zou het toepassen van het dualisme van Descartes leiden tot atheïsme. Benoemingen aan de universiteiten waren afhankelijk van het al of niet cartesiaan zijn. Rond 1700 was de aandacht voor de cartesiaanse filosofie voorbij en verschoven naar de dan modernere filosofische systemen van Spinoza, Locke en Leibniz.
IV. Ikzelf
De formulering van een nieuw soort vierdelingsdenken in 1983 - en de uitwerking daarvan in de volgende twee decennia - betekende het begin van een nieuwe, gestructureerde denkwijze, die (door mij) met de term quadralektiek werd aangeduid. Binnen het streven van de filosofie om naar wijsheid te zoeken, was aan het einde van de twintigste eeuw de noodzaak ontstaan om de groeiende (wetenschappelijke) kennis binnen een kader te plaatsen. Een overvloed aan data, die door de computer werden gecreeerd, veroorzaakten op kennisgebied een ware aardverschuiving. De ‘waarheid’ liet zich hierin steeds moeilijker vinden. De mogelijkheid om weer ‘grip’ te krijgen op de werkelijkheid werd – tot mijn grote opluchting - gevonden in een uitbreiding van het delingsdenken.
Een belangrijke toevoeging was de bewustwording, dat de uitbreiding zich afspeelde in een cyclische omgeving. Het cumulatieve effekt van de verbreding wordt niet in een liniaire opstapeling verkregen, maar in een waardering van een verschuiving tussen delen. Om dit te kunnen begrijpen is een ‘gnostisch’ inzicht nodig, een eureka-moment. Als het begrip ‘zichtbaarheid’ (het zijn) eenmaal in de nieuwe context wordt begrepen, komen de filosofische verworvenheden van historische denkers in een heel ander licht te staan. Daarbij is er geen reden om zich tegen hun inzichten te keren. Eerder is er sprake van een integratie binnen de quadralektiek, waarbij iedere gedachtengang – gebaseerd de vorm van het deeldenken – een plaats kan vinden.
Een bijkomende bijzonderheid in een cyclische beweging is het voorspellend vermogen, dat anders is dan in een liniaire omgeving. Zo kan er een verklaring worden gevonden voor bepaalde ‘feiten’ op grond van een analogie met andere cyclische ontwikkelingen. Van dit gebied is nog weinig bekend – mede omdat het om de geloofwaardigheid van de uitgangs-punten gaat. Als de Europese cultuurgeschiedenis – volgens de nieuwe, cyclische methode - wordt vergeleken met de Egyptisch, Griekse en/of Romeinse cultuurperiode kan ons ‘heden’ worden geprojekteerd op genoemde beschavingen. Dan wordt ook duidelijk, dat de quadralektiek nog minstens tachtig tot honderd jaar moet wachten voor het gedachtengoed een historische betekenis zal krijgen. Het zij zo, en misschien denkt nog iemand dan aan mij.
MQN - Expositie Palimpsest #8 – Four Philosophers
Van links naar rechts:
I. Anaximander - Anaximander dankt zijn bekendheid vooral aan zijn kosmogonie en kosmologie. Net als zijn tijdgenoten was hij op zoek naar de archè (Oudgrieks: ἀρχή) van het universum, een eerste principe als begin van de wereld. Bij Anaximander was de ene elementaire substantie, waaruit alles was ontstaan, niet het water zoals bij Thales en ook niet een andere stof die we kennen. Geen van deze elementen zou volgens hem in staat zijn om alle tegenstellingen in de natuur kunnen verklaren. Het principe dat hij als oersubstantie poneerde was oneindige, eeuwige en onbepaalde massa, die hij het apeiron (Oudgrieks: τὸ ἄπειρον) noemde. Deze oersubstantie, die niet direct waarneembaar is, maar wel in staat is een antwoord te bieden op alle bestaande tegenstellingen, vormde de basis voor alle stoffen die wij kennen. Hij werkte zijn grondbeginsel niet gedetailleerd uit, maar het principe van het apeiron werd door Anaxagoras, een leerling van Anaximenes, verder onderzocht en geformuleerd. Deze zag het Apeiron als een oorspronkelijke oerchaos. Ook Plato en Augustinus vatten later de theorie van Anaximander op die manier op.
II. Empedocles ca. 492 v.Chr. — ca. 432 v.Chr.
Volgens de legende was Empedocles een self-styled god. die zijn eigen dood teweegbracht door zichzelf in de vulkanische krater te gooien bovenop de Etna om aanhangers van zijn goddelijkheid te overtuigen . Voor zijn tijdgenoten leek hij inderdaad meer dan alleen een sterveling; Aristoteles prees hem naar verluid als de uitvinder van retoriek, en Galenus beschouwde hem als de grondlegger van de Italiaanse geneeskunde. Lucretius bewonderde zijn hexametrische poëzie. Van de verschillende geschriften die aan hem worden toegeschreven, blijven niets anders over dan 400 regels uit zijn gedicht Peri physeōs (“On Nature”) en minder dan 100 verzen uit zijn gedicht Katharmoi (“Purifications”).
Hoewel sterk beïnvloed door Parmenides, die de eenheid van alle dingen benadrukte, nam Empedocles in plaats daarvan aan dat alle materie was samengesteld uit vier essentiële ingrediënten, vuur, lucht, water en aarde, en dat er niets ontstaat of wordt vernietigd maar dat dingen zijn alleen getransformeerd, afhankelijk van de verhouding van basisstoffen, met elkaar. Net als Heracleitus geloofde hij dat twee krachten, Liefde en Strijd, op elkaar inwerken om de vier substanties samen te brengen en te scheiden. Strijd maakt dat elk van deze elementen zich terugtrekt van de anderen; Liefde zorgt ervoor dat ze zich vermengen. De echte wereld bevindt zich in een stadium waarin geen van beide krachten domineert. In het begin was liefde dominant en alle vier de substanties waren met elkaar vermengd; tijdens de vorming van de kosmos ging Strijd binnen om lucht, vuur, aarde en water van elkaar te scheiden. Vervolgens werden de vier elementen op bepaalde plaatsen opnieuw in gedeeltelijke combinaties gerangschikt; bronnen en vulkanen tonen bijvoorbeeld de aanwezigheid van zowel water als vuur in de aarde.
III. Descartes
René Descartes of gelatiniseerd Renatus Cartesius (La Haye en Touraine, 31 maart 1596 – Stockholm, 11 februari 1650) was een uit Frankrijk afkomstige filosoof en wiskundige, die een groot deel van zijn leven in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden woonde. Zijn benadering van het probleem van de kennis en de aard van de menselijke geest speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de filosofie. Hij is met name bekend om zijn uitspraak "Cogito ergo sum" en wordt algemeen beschouwd als de vader van de moderne filosofie. Hij was een van de eersten die de filosofie van Aristoteles niet alleen verwierp, maar ook verving door een eigen filosofisch systeem. Daarmee legde hij de basis voor de 17e-eeuwse stroming van het rationalisme. Descartes was sterk beïnvloed door de vooruitgang in de natuur- en sterrenkunde en een van de centrale figuren van de wetenschappelijke revolutie. Hij gaf voor het eerst een idee van wat de natuurwetenschap in de toekomst zou bieden.
Descartes woonde en werkte 20 jaar in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar hij zijn belangrijkste publicaties schreef. In de wiskunde legde hij de basis voor de analytische meetkunde en leverde bijdragen aan de natuurkunde en fysiologie, maar zijn Verhandeling over de methode (1637) behoort tot zijn invloedrijkste werk.
Descartes' methode van en visie op onderzoek kreeg navolging in heel Europa. Zijn werk werd gepropageerd door Baruch Spinoza, Nicolas Malebranche, Gottfried Leibniz en door de wiskundige Frans van Schooten, die een boek over het (wiskundige) werk van Descartes schreef. Er vonden hevige discussies plaats tussen voor- en tegenstanders en in veel gevallen werd het refereren aan het werk van Descartes verboden. Volgens de tegenstanders zou het toepassen van het dualisme van Descartes leiden tot atheïsme. Benoemingen aan de universiteiten waren afhankelijk van het al of niet cartesiaan zijn. Rond 1700 was de aandacht voor de cartesiaanse filosofie voorbij en verschoven naar de dan modernere filosofische systemen van Spinoza, Locke en Leibniz.
IV. Ikzelf
De formulering van een nieuw soort vierdelingsdenken in 1983 - en de uitwerking daarvan in de volgende twee decennia - betekende het begin van een nieuwe, gestructureerde denkwijze, die (door mij) met de term quadralektiek werd aangeduid. Binnen het streven van de filosofie om naar wijsheid te zoeken, was aan het einde van de twintigste eeuw de noodzaak ontstaan om de groeiende (wetenschappelijke) kennis binnen een kader te plaatsen. Een overvloed aan data, die door de computer werden gecreeerd, veroorzaakten op kennisgebied een ware aardverschuiving. De ‘waarheid’ liet zich hierin steeds moeilijker vinden. De mogelijkheid om weer ‘grip’ te krijgen op de werkelijkheid werd – tot mijn grote opluchting - gevonden in een uitbreiding van het delingsdenken.
Een belangrijke toevoeging was de bewustwording, dat de uitbreiding zich afspeelde in een cyclische omgeving. Het cumulatieve effekt van de verbreding wordt niet in een liniaire opstapeling verkregen, maar in een waardering van een verschuiving tussen delen. Om dit te kunnen begrijpen is een ‘gnostisch’ inzicht nodig, een eureka-moment. Als het begrip ‘zichtbaarheid’ (het zijn) eenmaal in de nieuwe context wordt begrepen, komen de filosofische verworvenheden van historische denkers in een heel ander licht te staan. Daarbij is er geen reden om zich tegen hun inzichten te keren. Eerder is er sprake van een integratie binnen de quadralektiek, waarbij iedere gedachtengang – gebaseerd de vorm van het deeldenken – een plaats kan vinden.
Een bijkomende bijzonderheid in een cyclische beweging is het voorspellend vermogen, dat anders is dan in een liniaire omgeving. Zo kan er een verklaring worden gevonden voor bepaalde ‘feiten’ op grond van een analogie met andere cyclische ontwikkelingen. Van dit gebied is nog weinig bekend – mede omdat het om de geloofwaardigheid van de uitgangs-punten gaat. Als de Europese cultuurgeschiedenis – volgens de nieuwe, cyclische methode - wordt vergeleken met de Egyptisch, Griekse en/of Romeinse cultuurperiode kan ons ‘heden’ worden geprojekteerd op genoemde beschavingen. Dan wordt ook duidelijk, dat de quadralektiek nog minstens tachtig tot honderd jaar moet wachten voor het gedachtengoed een historische betekenis zal krijgen. Het zij zo, en misschien denkt nog iemand dan aan mij.