Back to photostream

6 oktober 2010, Amsterdam

Jean Geoffroy, Tekenles op de lagere school, 1898. Olieverf op doek, 156 x 205 cm. Tot en met 16 januari 2011 te zien in het Van Goghmuseum

 

Op de tentoonstelling Illusie en werkelijkheid in het Van Goghmuseum hangen grote negentiende-eeuwse schilderijen zoals ze in de negentiende eeuw ook op tentoonstellingen hingen: vlak naast en boven elkaar. Dat kunnen ze hebben, want daar zijn ze indertijd op gemaakt. Schilders die indruk wilden maken, leverden voor de regelmatige tentoonstellingen van levende meesters een groot waagstuk in, waarvan ze hoopten dat het meer aandacht zou trekken dan de waagstukken eromheen.

Een verschil met de tentoonstellingen van toen is dat er nu in het Van Goghmuseum midden tussen de schilderijen, op hetzelfde formaat, fragmenten uit twee oude Franse films worden geprojecteerd. Dat lijkt een slecht idee, want schilderijen hebben licht nodig en films donker: naast elkaar op één wand zitten ze elkaar al gauw in de weg. Maar het is de belichters van het museum gelukt. Het helpt natuurlijk dat de schilderijen zo op concurrentie bedacht zijn. En de filmfragmenten zijn vertraagd, waardoor ze niet al te hard bewegen naast de stilstaande doeken. Al met al zien de ensembles er onverwacht vanzelfsprekend uit.

De fragmenten komen uit Germinal (1913) en La Terre (1921). Gastconservator Gabriël Weisberg, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de universiteit van Minnesota, hoopt met de ongewone inrichting aanschouwelijk te maken dat de vroegste cinema schatplichtig was aan de naturalistische schilderkunst – de kunst die rond 1900 het meest gewaardeerd werd door het grote publiek in Europa en Amerika. Daar zit wat in. Net als de eerste stomme films zijn de figuurstukken van schilders als Jules Bastien-Lepage, Fernand Pelez en Hubert von Herkomer vaak toneelmatig, karikaturaal en sentimenteel.

Maar uit de tentoonstelling blijkt vooral dat de naturalistische schilders op hun beurt sterk waren beïnvloed door de eerste fotografie. Waar de impressionisten kleureffecten, atmosfeer en veranderlijk licht in verf wilden vangen, wilden hun naturalistische tijdgenoten verhalen vertellen over gewone mensen in een tijd van industrialisatie, zware arbeidsomstandigheden en armoede. Bij het schilderen van die eigentijdse verhalen bedienden ze zich van een eigentijds hulpmiddel: de fotocamera.

Het is interessant om te zien hoe verschillend ze dat deden. Jules-Alexis Muenier was zowel schilder als fotograaf. Naast zijn Mooie dagen (1889), een schilderij van een ouder echtpaar, een jonge vrouw en een kind rondom een gedekte tafel in een tuin, hangen drie foto’s die hij voor dat werk gebruikte. Muenier haalde houdingen en gezichtsuitdrukkingen uit verschillende foto’s, en uit de manier waarop hij die elementen in zijn schilderij nieuw leven heeft ingeblazen blijkt dat hij de scène ruimtelijk begreep en de fotografische informatie uit zijn hoofd kon aanvullen.

Anderen kopieerden de foto’s zonder veel begrip of fantasie. Met name mensen en dieren werden vaak aan foto’s ontleend: dat zie je omdat die dan ineens veel scherper zijn dan hun omgeving en niet door hetzelfde licht worden beschenen. De schaduwen in hun lijven bleven de ongenuanceerde grijze vlakken die ze op de zwart-witfoto waren geworden. En veel van die figuren – twee worstelende jongens van de Franse schilder Emile Friant, bijvoorbeeld – staan niet stevig op de grond. Ze zijn een soort uitgeknipte, zwevende vormen.

Tussen het sentiment en het reclame-achtige fotorealisme door is er op de tentoonstelling toch ook veel aardigs te ontdekken, van schilders die schilderijen bleven maken in plaats van nageschilderde foto’s – of ze daarbij nu wel of niet van foto’s gebruik maakten. Er is naturalisme bij uit Frankrijk en uit onze contreien, maar ook uit Amerika, Oost-Europa en Scandinavië. Meestal staan er onbekende namen onder. En van de wat bekendere kunstenaars, zoals de Zweed Anders Zorn en de Fin Albert Edelfelt, is het werk maar zelden in Nederlandse musea te zien.

Een van de mooiste schilderijen is gemaakt door de mij volstrekt onbekende Fransman Jean Geoffroy. Tekenles op de lagere school (1898) is een optelsom van goedgekozen details, maar toch ook een solide geheel. Als Geoffroy al met foto’s heeft gewerkt, is dat niet storend zichtbaar. Het abrupt afgesneden jongetje rechts en de levendigheid van de scène hebben iets fotografisch, maar het werk zit lekker in de verf. Licht en donker zijn door het hele beeld heen steeds geraffineerd tegen elkaar afgezet en er zit een grote variatie in de houdingen van de tekenende leerlingen. Je blik wordt vakkundig door de compositie geleid.

Te oordelen naar reproducties op het internet is Geoffroys werk dikwijls net zo kitscherig als veel ander naturalisme op de tentoonstelling. Maar zijn Tekenles is een schilderij om aandachtig te bekijken, en dat kan nu in Amsterdam.

 

(Ietsje ingekort verschenen in NRC Handelsblad van 12 oktober)

 

 

6,384 views
23 faves
1 comment
Uploaded on October 6, 2010
Taken on October 6, 2010