HansHolt
Libellula depressa - male (1)
Canon EOS 6D - f/5 - 1/250sec - 100 mm - ISO 100
- Libellula depressa, the broad-bodied chaser or broad-bodied darter, is one of the most common dragonflies in Europe and central Asia.
The male and female have a broad, flattened abdomen which is brown with yellow patches down the sides.
In the male the abdomen develops a blue pruinosity that covers the brown colour. Both fore and hind wings have a dark patch at the base. Both the male and female have broad antehumeral stripes. The average wingspan is approximately 70 mm.
L. depressa is found in central and southern Europe, central Asia and the Middle East.
L. depressa is seen near still-water lakes and ponds, feeding on many types of small insects. They occur in both bare and sunny locations, where it is often the first dragonfly to colonise new habitats such as newly created ponds, and well vegetated ponds.
The flight period is from April to September but they are mostly seen in May and June. Their flight is very fast as they dart and dive above the water. They are very territorial and will fight with rival males and any other dragonflies they happen to encounter.
They characteristically return to a favoured perch, in the sun. When a female enters a male's territory the male will fly up and grab the female. Mating occurs on the wing and the pair are in tandem for only a brief period, often less than a minute.
-----------------------------------------------------------------------------
- Libellula depressa (platbuik)
De breedste libel, de spanwijdte van de voorvleugels is ongeveer 65 tot 75 mm. De libel oogt extra groot vanwege het zeer brede achterlijf.
Zowel voorvleugels als achtervleugels aan de basis met donkere vlek.
Achterlijf na het uitsluipen oranje, met gele zomen aan de segmentranden. De kleur van het achterlijf verandert ook naarmate de libel ouder wordt en verschilt uiteindelijk per sekse. De vrouwtjes en alleen de jonge mannetjes zijn geelbruin van kleur, de zijkanten van het derde tot het zevende lichaamssegment zijn duidelijk lichter tot geel van kleur. De mannetjes krijgen later een blauwe verkleuring op het achterlijf, dit wordt wel berijping genoemd. Oudere vrouwtjes kleuren donkerder en kunnen ook een blauwe kleur krijgen maar wel in mindere mate. Bij de vrouwtjes blijven altijd de gele segmentranden zichtbaar terwijl deze bij mannetjes geheel verkleuren naar blauw.
Een zeer algemeen voorkomende libel bij stilstaande en zwak stromende wateren die zich in een pionierstadium bevinden, zoals pas gegraven poelen, vijvers, sloten.
Vliegt van eind april tot begin september, met een piek in de tweede helft van mei en de eerste helft van juni. Jonge imago´s vliegen weg van het water en zijn soms in grote dichtheden te vinden langs bosranden en houtwallen. Geslachtsrijpe mannetjes keren terug naar het water waar ze veelvuldig boven het water patrouilleren. Tussen de patrouillevluchten door gaan ze vaak op een vaste uitkijkplaats in de oever zitten, zoals een uitstekende tak. Andere mannetjes worden fanatiek verjaagd, terwijl met vrouwtjes direct in de lucht wordt gepaard. Vrouwtjes zetten klompjes af door vliegend het achterlijf ritmisch in water te dopen. Meestal wordt ze hierbij bewaakt door het mannetje, dat vlak bij haar blijft vliegen en andere mannetjes op een afstand houdt.
Libellula depressa - male (1)
Canon EOS 6D - f/5 - 1/250sec - 100 mm - ISO 100
- Libellula depressa, the broad-bodied chaser or broad-bodied darter, is one of the most common dragonflies in Europe and central Asia.
The male and female have a broad, flattened abdomen which is brown with yellow patches down the sides.
In the male the abdomen develops a blue pruinosity that covers the brown colour. Both fore and hind wings have a dark patch at the base. Both the male and female have broad antehumeral stripes. The average wingspan is approximately 70 mm.
L. depressa is found in central and southern Europe, central Asia and the Middle East.
L. depressa is seen near still-water lakes and ponds, feeding on many types of small insects. They occur in both bare and sunny locations, where it is often the first dragonfly to colonise new habitats such as newly created ponds, and well vegetated ponds.
The flight period is from April to September but they are mostly seen in May and June. Their flight is very fast as they dart and dive above the water. They are very territorial and will fight with rival males and any other dragonflies they happen to encounter.
They characteristically return to a favoured perch, in the sun. When a female enters a male's territory the male will fly up and grab the female. Mating occurs on the wing and the pair are in tandem for only a brief period, often less than a minute.
-----------------------------------------------------------------------------
- Libellula depressa (platbuik)
De breedste libel, de spanwijdte van de voorvleugels is ongeveer 65 tot 75 mm. De libel oogt extra groot vanwege het zeer brede achterlijf.
Zowel voorvleugels als achtervleugels aan de basis met donkere vlek.
Achterlijf na het uitsluipen oranje, met gele zomen aan de segmentranden. De kleur van het achterlijf verandert ook naarmate de libel ouder wordt en verschilt uiteindelijk per sekse. De vrouwtjes en alleen de jonge mannetjes zijn geelbruin van kleur, de zijkanten van het derde tot het zevende lichaamssegment zijn duidelijk lichter tot geel van kleur. De mannetjes krijgen later een blauwe verkleuring op het achterlijf, dit wordt wel berijping genoemd. Oudere vrouwtjes kleuren donkerder en kunnen ook een blauwe kleur krijgen maar wel in mindere mate. Bij de vrouwtjes blijven altijd de gele segmentranden zichtbaar terwijl deze bij mannetjes geheel verkleuren naar blauw.
Een zeer algemeen voorkomende libel bij stilstaande en zwak stromende wateren die zich in een pionierstadium bevinden, zoals pas gegraven poelen, vijvers, sloten.
Vliegt van eind april tot begin september, met een piek in de tweede helft van mei en de eerste helft van juni. Jonge imago´s vliegen weg van het water en zijn soms in grote dichtheden te vinden langs bosranden en houtwallen. Geslachtsrijpe mannetjes keren terug naar het water waar ze veelvuldig boven het water patrouilleren. Tussen de patrouillevluchten door gaan ze vaak op een vaste uitkijkplaats in de oever zitten, zoals een uitstekende tak. Andere mannetjes worden fanatiek verjaagd, terwijl met vrouwtjes direct in de lucht wordt gepaard. Vrouwtjes zetten klompjes af door vliegend het achterlijf ritmisch in water te dopen. Meestal wordt ze hierbij bewaakt door het mannetje, dat vlak bij haar blijft vliegen en andere mannetjes op een afstand houdt.