Back to album

Rana temporaria - common frog - bruine kikker

Canon EOS 6D - f/9 - 1/20ec - 100mm - ISO 400 + some photoshop

 

The common frog, Rana temporaria, also known as the European common frog or European common brown frog, is found throughout much of Europe as far north as well north of the Arctic Circle in Scandinavia and as far east as the Urals, except for most of Iberia, southern Italy, and the southern Balkans. The farthest west it can be found is Ireland, where it has long been thought erroneously to be an entirely introduced species.

 

Adult common frogs have a body length of 6 to 9 centimetres (2.4 to 3.5 in) and their backs and flanks vary in colour, with olive green, grey-brown, brown, olive-brown, grey, yellowish or rufous possible. However, common frogs are known to be able to lighten and darken their skin in order to match their surroundings. Male common frogs have been known to turn greyish blue in the mating season. Their average weight is 22.7 g (0.80 oz). Females are usually slightly larger than males.

 

Common frogs' flanks, limbs and backs are covered with irregular dark blotches and they usually sport a chevron-shaped spot on the back of their neck. Common frogs have relatively short hind legs and possess webbed feet. Their eyes are brown with transparent horizontal pupils, and they have transparent inner eyelids to protect their eyes while underwater, as well as a 'mask' which covers their eyes and eardrums.

 

Males are distinguishable from females due to hard swellings (called nuptial pads) on their first finger. These are used for gripping females during mating. Also, during the mating season, males' throats often turn white. A final differentiation can be the colour—during the mating season, males are generally light and greyish in colour, whereas the female is browner, or even red.

The mating season is short, just a week in March after which the frogs move back to their terrestrial habitat.

 

Adult common frogs will feed on any invertebrate of a suitable size, although they do not feed at all during the breeding season. Favourite foods include insects (especially flies), snails, slugs and worms. The frogs catch their prey on their long, sticky tongues. Their feeding habits change significantly throughout their lives; whereas older frogs will feed only on land, younger frogs will also feed in the water.

 

Outside the breeding season, common frogs live a solitary life in damp places near ponds or marshes or in long grass. They are normally active for much of the year, only hibernating in the coldest months. In the British Isles, common frogs typically hibernate from late October to January. They will re-emerge as early as February if conditions are favourable, and migrate to bodies of water such as garden ponds to spawn. Where conditions are harsher, such as in the Alps, they emerge as late as early June. Common frogs hibernate in running waters, muddy burrows, or in layers of decaying leaves and mud at the bottom of ponds. The oxygen uptake through the skin suffices to sustain the needs of the cold and motionless frogs during hibernation.

 

Common frogs breed in shallow, still, fresh water such as ponds, with breeding commencing in March. The adults congregate in the ponds, where the males compete for females. The courtship ritual involves croaking, and a successful male grasps the female under the forelegs. During the mating season the males can be recognised by a darkened swelling, the nuptial pad on their 'thumbs'. The actual spawning typically takes place at night but the courtship rituals are also at daytime. The females, which are generally larger than the males, lay between 1,000 and 2,000 eggs which float in large clusters.

 

The common frog is listed as a species of Least Concern on the IUCN Redlist of Threatened Species.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

De bruine kikker (Rana temporaria) is een kikker uit de familie echte kikkers (Ranidae). De bruine kikker is een van de bekendste soorten kikkers en komt in grote delen van Europa voor. Het is tevens een van de algemeenste kikkersoorten, ook in Nederland en België.

 

De bruine kikker is één van de wijdst verspreide soorten in Europa. De kikker ontbreekt alleen in Portugal en komt slechts in een klein deel van het land voor in Spanje, Italië en Griekenland. In Scandinavië komt de kikker voor tot boven de poolcirkel en is in Europa de meest noordelijk voorkomende amfibie.

 

De bruine kikker komt in zeer vele biotopen voor, zoals bossen, heidevelden, graslanden, ruderale terreintjes, en duinen. Enige voorwaarde is de aanwezigheid van begroeiing en een strooisellaag of andere vochtige plekjes waar hij overdag kan schuilen. In heel open gebieden als agrarische landschappen of zeer droge gebieden komt de soort niet voor.

De bruine kikker is slechts tijdens de voortplanting en de overwintering aan water gebonden en leeft buiten de wintermaanden en het vroege voorjaar op het land. In vergelijking met de Zuid Europese verwanten heeft de bruine kikker een voorkeur voor wat koelere, vochtige gebieden, in bergbeken is het een van de algemeenste soorten. De kikker komt voor in laaglanden op zeeniveau tot berggebieden, in de Pyreneeën komt de soort voor tot bijna 2700 meter boven zeeniveau. In zure, voedselarme milieus (heidevennen, veengebieden) vinden we vaker de heikikker.

In Nederland en België worden verschillende biotopen gebruikt als voortplantingswater; van sloten en kleine poelen tot rietgordels van grotere visrijke wateren. Ook minder natuurlijke wateren als stads- en tuinvijvers worden veelal voor dit doel gebruikt. Het landbiotoop bestaat vaak uit naastgelegen houtwallen, bossen en andere begroeide delen met een strooisellaag die als schuilplaats wordt gebruikt.

 

De bruine kikker is een relatief grote, gedrongen kikker met een grote, platte kop en een relatief stompe snuit. De kikker wordt gemiddeld ongeveer 7 tot 9 centimeter lang. Mannetjes kunnen tot maximaal 10 cm lang worden. De vrouwtjes worden gemiddeld groter en bereiken maximaal 11 cm.

De kleur van de bruine kikker is altijd bruin, vrouwtjes neigen vaak meer naar rood, maar de variatie is enorm en ieder exemplaar heeft een iets afwijkende tekening. Kenmerkend is de grote donkerbruine driehoekige vlek van de neusgaten over het oog naar de bovenzijde van de voorpoot, in de vlek is het trommelvlies gelegen dat ongeveer dezelfde kleur heeft en moeilijk te zien is. Het trommelvlies of tympanum is ongeveer 3/4 van de diameter van het oog, een verschil met sommige andere soorten. Op de bovenlip is vaak, maar niet altijd, een lichtere streep aanwezig. Op de bovenzijde van de rug zijn twee huidplooien of dorsolaterale lijsten aanwezig die goed zichtbaar zijn door de lichtere kleur, met op het midden van de rug een lichtere maar niet altijd duidelijk zichtbare streep. De achterpoten zijn altijd donker gebandeerd al kan de intensiteit variëren van duidelijk gebandeerd tot nauwelijks waarneembaar. De buik is wit tot geelwit en vertoont soms een lichte grijze marmertekening bij de mannetjes tot een gele of rode marmertekening bij de vrouwtjes. De keel is vaak wit of soms grijs met vaak een lichtere middenstreep.

 

De meeste exemplaren hebben een onregelmatige tekening van donkere grillige vlekken op een lichtbruine achtergrond. Geel- en oranjebruine en zelfs roodachtige exemplaren komen ook voor. De ogen puilen duidelijk uit en zijn aan de zijkanten van de kop gepositioneerd.

De achterpoten zijn zeer lang, de vijf tenen dragende achterpoten hebben zwemvliezen, de vier vingers dragende voorpoten niet. De eerste teen is langer dan de tweede, een onderscheid met andere soorten, de metatarsusknobbel van de mannetjes is relatief klein en zacht.

 

De bruine kikker is in Nederland en België de eerste kikker die de eiklompen afzet en trekt al vanaf half februari naar het voortplantingswater. Tussen maart en april is de voortplantingsperiode alweer voorbij en begeven de dieren zich naar het zomerverblijf. In andere delen van Europa vindt de voortplanting later plaats, in de Alpen pas in juni. De afzet van bruine kikker gaat opvallend snel, na 1 tot 3 dagen zijn alle eieren afgezet. Vermoedelijk zijn de weersomstandigheden en de algenbloei in het water cruciaal bij het starten van het afzetten van de eieren.

 

Als de paartijd in aantocht is verzamelen de kikkers zich bij de voortplantingswateren. Net als andere kikkers is de bruine kikker zeer honkvast en zoekt ieder jaar hetzelfde water op. De mannetjes blijven in groepen en kijken richting de zon, zodat hun witte kelen goed te zien zijn. Ook beginnen ze zacht te kwaken, wat de vrouwelijke kikkers aantrekt. De mannetjes hebben geen uitwendige kwaakblaas, maar wel inwendige kwaakblazen, waardoor het geluid dat ze produceren niet ver draagt. Ze produceren een zacht knorrend gekwaak wat doet denken aan het spinnen van een kat. Het kan verward worden met de roep van het kleinst waterhoen en de houtsnip. De vrouwtjes zitten in de begroeide delen aan de oever. Als deze naar de mannetjes toe gaan worden ze omklemd door een van de mannetjes, de twee kikkers blijven vrij lang in deze positie, die de amplexus wordt genoemd. Tijdens de paartijd hebben de mannetjes daartoe paarborstels, eeltachtige knobbels op hun duimen, waarmee ze de vrouwtjes steviger kunnen vasthouden. Pas als het vrouwtje de eieren afzet, wat het mannetje merkt door haar gekromde rug, bevrucht hij de eieren met zijn sperma en laat haar korte tijd later los.

 

De bruine kikker is een typische bodembewoner. Dankzij de krachtige en lange achterpoten is het een uitstekende springer en zwemmer. Het zwemvermogen wordt verder vergroot door de zwemvliezen tussen de tenen, die voor een efficiëntere voortstuwing zorgen. Meestal wordt de kikker op enige afstand van het water aangetroffen, zo'n 800 tot 1000 meter. Alleen tijdens de voortplantingstijd of op warme dagen wordt het water opgezocht.

 

De overwintering vindt vaak op de bodem van een poel plaats, maar kan zich ook op het land voltrekken.

De bruine kikker is nachtactief, de trek naar het voortplantingswater vindt tijdens de schemering of 's nachts plaats. Alleen in de voortplantingstijd zijn de kikkers zowel overdag als 's nachts actief. De larven en pas gemetamorfoseerde dieren zijn dagactief en schuilen 's nachts.

's Nachts gaat de bruine kikker op jacht en springt hij door de bossen over de bodem, op zoek naar voedsel. De bruine kikker kan zoals de meeste kikkers statische beelden niet scherp zien en hapt naar alles wat beweegt en in de bek past. De kikker grijpt de prooi met de snelle schiettong en duwt ze met behulp van de ogen omlaag. Op het menu staan voornamelijk ongewervelden als insecten (kevers, sprinkhanen), wormen, duizendpoten en (naakt-)slakken. Af en toe worden kleine gewervelde dieren gegeten zoals muizen en kleinere kikkers.

 

De bruine kikker is in Nederland en België een beschermde soort die op de lijst van amfibieën staat, net als alle andere inheemse amfibieën. Door de IUCN wordt de soort als niet bedreigd beschouwd (Least Concern) en de kikker staat ook niet op de CITES-lijst.

13,933 views
5 faves
13 comments
Uploaded on February 17, 2014
Taken on July 25, 2013